Een voertuig dat doorverkocht wordt voor het afbetaald is, teruggeven of niet …?

Case

Het gebeurt wel eens dat een persoon die een auto op afbetaling koopt of least, daar andere bedoelingen mee heeft en het voertuig in kwestie doorverkoopt voor zijn verplichtingen in het kader van zijn lening- of leasingovereenkomst vervuld zijn. In sommige gevallen verdwijnen zelfs de oorspronkelijke lening- of leasingnemer én het voertuig.

Banken en leasingmaatschappijen moeten in dat geval een zoektocht aanvatten met de hulp van de politie, die in sommige gevallen meerdere jaren kan duren.  

Veelal blijkt dan dat het voertuig in kwestie eigendom is geworden van iemand die zich van geen kwaad bewust is of soms misschien toch onder één hoedje speelt met de oorspronkelijke bezitter-lener of leasingnemer. Het is niet altijd duidelijk.

De vraag stelt zich dan of deze nieuwe eigenaar – die al dan niet te goeder trouw is - zijn voertuig moet afgeven of niet.

Het Europees Hof van Justitie heeft onlangs hierover een uitspraak gedaan.

1. Waar gaat het precies over?

In 2014 kocht een Bulgaars staatsburger (EF) een auto door een banklening aan te gaan bij een bank, gevestigd in Noorwegen. Hij betaalde gedurende 1,5 jaar de lening af, maar stopte dan de aflossingen. Daarop gaf de Noorse bank de opdracht om haar vordering met betrekking tot dit voertuig te innen. 

Het voertuig in kwestie werd als "gestolen, verduisterd of anderszins vermist" beschouwd. Daarom gaf het Koninkrijk Noorwegen in het NSIS (Nationaal Schengen Informatiesysteem) een signalering in voor de inbeslagneming van het voertuig. 

In mei 2017 werd het voertuig door de Bulgaarse politiediensten van Silistra teruggevonden en samen met het kentekenbewijs in beslag genomen bij een derde persoon op wiens naam het voertuig was ingeschreven. Blijkt dan dat hetzelfde voertuig in Bulgarije werd gekocht door AB, die het op zijn beurt in maart 2017 aan DB heeft doorverkocht in Varna (Bulgarije).

De Noorse autoriteiten deden een verzoek om afgifte van het voertuig, dat door de Bulgaarse autoriteiten werd ingewilligd. Het voertuig werd vervolgens afgegeven aan de Noorse bank waarbij de banklening was afgesloten.

Echter, de nieuwe eigenaars betwistten de rechtmatigheid van de afgifte aan Noorwegen.

Zij brachten in dat er geen overtuigend bewijs bestond dat er in Noorwegen daadwerkelijk een strafrechtelijke procedure met betrekking tot het voertuig ingeleid was alsook dat zij bij de aankoop van het voertuig te goeder trouw hadden gehandeld.

De bevoegde rechter stelde in deze zaak een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie. Hij was van oordeel dat de signalering door Noorwegen van het betrokken voertuig in strijd met de doelstellingen van het SIS II-besluit was ingevoerd. Volgens hem valt de signalering in kwestie buiten de werkingssfeer van het SIS-II besluit (omschreven in artikel 2) omdat het in deze zaak gaat om een privaatrechtelijke relatie tussen de oorspronkelijke eigenaar-lener en de Noorse bank.

2. Even SIS II en het Sirene handboek kaderen

Het Schengeninformatiesysteem (SIS) is opgericht in het kader van de Schengenakkoorden. SIS II, het Schengeninformatiesysteem van de 2de generatie, heeft als doel een hoog veiligheidsniveau te verzekeren binnen de Europese Unie door middel van een politionele en gerechtelijke samenwerking tussen de Schengenstaten. Het biedt aan de autoriteiten die belast zijn met de grenscontroles en andere politionele en douaneverificaties de mogelijkheid om samen te werken.

Het SIS II bestaat uit een centraal systeem, een nationale afdeling evenals een communicatie-infrastructuur tussen het centraal systeem en de nationale afdeling. Elke Schengenstaat moet de eigen nationale afdeling oprichten en exploiteren, het onderhoud ervan verzekeren en haar aansluiten op het centrale systeem.

Voor ons land betekent dat concreet de mobilisering van de volgende instanties:

  • Vooreerst de Federale Politie en diens Bureau SIRENE, vertegenwoordigd door CGI/SPOC. Deze dienst is verantwoordelijk voor het beheer van de internationale signaleringen;
  • Vervolgens de Dienst Vreemdelingenzaken die het beheer van de migratiestromen verzekert in samenwerking met verschillende partners, onder voogdij van de Minister van Asiel en Migratie.

Het SIS II krijgt input van de Schengenstaten en omvat gegevens en informatie met betrekking tot personen, voorwerpen en vervoermiddelen alsook de instructies die moeten gevolgd worden en de te nemen maatregelen wanneer de persoon, het voorwerp of het vervoermiddel wordt aangetroffen.

Het Sirene-handboek voor SIS II werd in 2008 vastgesteld om de werkzaamheden te vergemakkelijken van de Sirene-bureaus alsook van de SIS II-gebruikers die dagelijks betrokken zijn bij Sirene-operaties. De Sirene-bureaus - elke lidstaat moest er zo één opzetten - zijn opgericht om de uitwisseling van aanvullende informatie te verzorgen die moet gebeuren tussen de Lidstaten met betrekking tot de signaleringen. Zij fungeren als enig contactpunt voor de lidstaten voor de uitwisseling van aanvullende informatie in verband met de in te voeren signaleringen en maakt mogelijk dat passende actie wordt ondernomen wanneer een persoon of voorwerp, die in SIS II opgenomen is, bij raadpleging van het systeem wordt gevonden.

3. Waar gaat de prejudiciële vraag precies over?

De verwijzende rechter wenste te weten komen of het artikel 39, lid 3 van het SIS II besluit zo moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling (in dit geval het Bulgaars recht) op grond waarvan de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende lidstaat een in het SIS II opgenomen signalering betreffende een voorwerp moeten uitvoeren, zelfs wanneer zij twijfels hebben over de redenen van de opneming van deze signalering, zoals deze in artikel 38, lid 1 van het besluit zijn vermeld. 

4. Hoe oordeelt het Hof?

Het Hof verwijst zowel naar het SIS II-besluit, het Sirene-handboek alsook naar de nationale regeling van het uitvoerende land (Bulgarije).

In verband met SIS II-Besluit, verwijst het Hof naar het volgende:

  • Artikel 38 bepaalt dat gegevens betreffende voertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm3, zoals het betreffende voertuig, die gezocht worden met het oog op inbeslagneming of als bewijs in een strafzaak, worden opgenomen in SIS II;
  • De tenuitvoerlegging van de maatregel die in een signalering gevraagd wordt, wordt geregeld in artikel 39.
    • Artikel 39, (3) bepaalt dat de autoriteiten die hebben geconstateerd dat er met betrekking tot een voorwerp een signalering bestaat, het nationale recht hebben om zelf de maatregelen te kiezen die genomen moeten worden; 
    • Artikel 39, (1) bepaalt dat de autoriteit die het signalement heeft geconstateerd, contact moet opnemen met de signalerende autoriteit, om de nodige maatregelen overeen te komen.

Vervolgens verwijst het Hof naar het Sirene-handboek dat in dit verband verduidelijkt dat, overeenkomstig het nationaal recht van de uitvoerende lidstaat, de volgende acties kunnen worden ondernomen: het aangetroffen voorwerp in beslag nemen of de nodige conservatoire maatregelen nemen, de persoon identificeren die het voorwerp in bezit heeft en contact opnemen met het Sirene-bureau van de signalerende lidstaat. 

De autoriteiten van de uitvoerende lidstaat moeten deze maatregelen zo snel mogelijk kunnen nemen, omdat snelle actie hier noodzakelijk is. 

Ingevolge artikel 21 van het SIS II besluit, is het aan de signalerende lidstaat om na te gaan of de zaak zodanig geschikt, ter zake doende en belangrijk is dat de opneming van de signalering in SIS II gerechtvaardigd is. Het artikel 49, (1) van het SIS II-besluit bepaalt dat het ook de signalerende lidstaat is die verantwoordelijk blijft voor de juistheid en de actualiteit van de gegevens alsook voor de rechtmatige opneming van de gegevens in SIS II. Het is daarenboven alleen die lidstaat die bevoegd is om de ingevoerde gegevens te wijzigen, aan te vullen, te verbeteren, bij te werken of te verwijderen.

Volgens het Hof is het niet de bedoeling dat de autoriteiten van de uitvoerende lidstaat de geldigheid van de signalering in twijfel kunnen trekken want indien dat het geval zou zijn, zou dat de doeltreffendheid van de operationele samenwerking tussen de politiediensten en justitiële autoriteiten kunnen ondermijnen. 

Het Hof is van oordeel dat artikel 39, (3) van het SIS II besluit naar nationale maatregelen verwijst; de uitvoerende lidstaat beschikt over een beoordelingsmarge bij de keuze van de maatregelen die het neemt. Deze bepaling staat dus evenmin in de weg dat deze lidstaat, wanneer zij ervoor heeft gekozen om een afgifteverplichting te voorzien, verplicht is deze uit te voeren. 

Het Hof van Justitie antwoordt op de prejudiciële vraag dat artikel 39 van het SIS II-besluit zich niet verzet tegen een nationale regeling op grond waarvan de bevoegde autoriteiten van de uitvoerende lidstaat verplicht zijn een in het SIS II opgenomen signalering betreffende een voorwerp uit te voeren, zelfs wanneer zij twijfels hebben over de redenen voor de opneming van een dergelijke signalering.

Dus heeft de nieuwe eigenaar van het voertuig in kwestie geen enkele verweer op basis van de argumenten die hij heeft aangevoerd, en is hij verplicht het voertuig af te geven.

5. Besluit

Dit is in alle geval een interessant arrest voor banken en leasingmaatschappijen waarvan een voertuig dat het voorwerp uitmaakt van een lening- of leasingovereenkomst, doorverkocht wordt aan een burger van een andere lidstaat van de Europese Unie.

Wanneer een uitvoerende lidstaat beslist een voertuig af te geven aan een signalerende lidstaat, dan kan deze beslissing niet betwist worden.

Indien u hier meer informatie over wenst te ontvangen, aarzel dan niet onze specialisten van Seeds of Law te raadplegen via info@seeds.law  of +32 (0)2 747 40 07.

Meer weten over dit onderwerp?

Contacteer onze experten of bel +32 (0)2 747 40 07
Leo Peeters

Leo Peeters

Partner