Bestrijding van het witwassen van geld en het financieren van terrorisme

Een nieuwe Richtlijn en Verordening

Analyse De Europese Unie heeft de strijd tegen het witwassen van geld en het financieren van terrorisme versterkt door middel van twee instrumenten die in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn verschenen.

Enerzijds is er Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering (hierna de “Richtlijn”) tot intrekking van Richtlijnen 2005/60/EG en 2006/70/EG.

Anderzijds Verordening (EU) 2015/847 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie (hierna de “Verordening”) tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1781/2006.

1. De Richtlijn

Deze Richtlijn is de vierde antiwitwasrichtlijn, die in het bijzonder werd geïnspireerd door de aanbevelingen van de Internationale Financiële Actiegroep, IFAG.

De lidstaten hebben tot 26 juni 2017 de tijd om de richtlijn in hun nationale wetgeving om te zetten.

In België is het preventieve luik van de antiwitwasreglementering vervat in de antiwitwaswet van 11 januari 1993 "tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering“ en is het strafrechtelijke luik opgenomen in het Strafwetboek.

Naar aanleiding van de omzetting van de Richtlijn zullen  dus bepaalde wijzigingen moeten worden aangebracht aan deze teksten.

We gaan hierna uitvoerig in op zeven van de belangrijkste aspecten van deze Richtlijn.

1.1. Wijziging van het toepassingsgebied

Het traditionele toepassingsgebied van de antiwitwasrichtlijnen, dat betrekking heeft op kredietinstellingen, financiële instellingen en een zeker aantal natuurlijke personen of rechtspersonen (advocaten, makelaars, accountants, ...) is uiteraard opgenomen in de Richtlijn en is slechts een beetje gewijzigd.

Deze wijziging ligt vooral in het feit dat de richtlijn voortaan van toepassing is op alle aanbieders van kansspeldiensten terwijl de oude richtlijnen alleen casino's betroffen.
 
De Richtlijn zou eveneens moeten worden toegepast op de activiteiten van meldingsplichtige entiteiten wanneer deze op het internet worden uitgeoefend.

Ten slotte moeten de lidstaten er in overeenstemming met de aanpak die op risico gebaseerd is, voor zorgen dat het toepassingsgebied van de richtlijn geheel of voor een deel wordt uitgebreid tot andere beroepen en categorieën ondernemingen dan de meldingsplichtige entiteiten waarop het toepassingsgebied van de Richtlijn uitdrukkelijk betrekking heeft. Hiermee wordt bedoeld de entiteiten die werkzaamheden verrichten die zich bijzonder lenen voor het witwassen van geld of het financieren van terrorisme.

1.2. Een verplichte op risico gebaseerde benadering

De Richtlijn voert een op risico gebaseerde benadering in die gepaard gaat met het gebruik van empirisch onderbouwde besluitvorming om het witwasrisico en het risico van terrorismefinanciering, waarmee de Unie en degenen die daarin opereren geconfronteerd worden, efficiënter aan te pakken.

Om dit concept te verduidelijken, bepaalt de Richtlijn dat de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s) uiterlijk op 26 juni 2017 richtsnoeren moeten voorzien betreffende de kenmerken die een op risico gebaseerde aanpak van het toezicht moet hebben en de stappen die bij dat toezicht moeten worden ondernomen.

1.3. Houden van een nationaal register van de uiteindelijk begunstigden

De Richtlijn beoogt de identificatie van de uiteindelijk begunstigden om een daadwerkelijke transparantie te kunnen waarborgen.

De uiteindelijk begunstigden zijn natuurlijke personen die eigenaar zijn van of zeggenschap uitoefenen over de cliënt en/of de natuurlijke personen voor wie een transactie wordt verricht of een activiteit wordt uitgeoefend.

De Richtlijn dwingt de Lidstaten tot het houden van centrale registers die toereikende, accurate en actuele informatie over de uiteindelijk begunstigden bevatten.

Lidstaten zijn verplicht centrale registers te houden die toereikende, accurate en actuele informatie over de uiteindelijk begunstigden bevatten 

De Lidstaten moeten ervoor zorgen dat de informatie over de uiteindelijk begunstigden zonder enige beperking en in alle gevallen toegankelijk is voor de bevoegde autoriteiten en de financiële inlichtingeneenheden, maar ook voor de meldingsplichtige entiteiten in het kader van de klantenonderzoeksprocedure.

Bovendien hebben ook personen of organisaties die een legitiem belang  kunnen aantonen toegang tot deze informatie.

In uitzonderlijke omstandigheden kan geval per geval worden voorzien in uitzonderingen in verband met de toegang tot alle of een gedeelte van de informatie over de uiteindelijk begunstigden, indien die toegang de uiteindelijk begunstigde bloot kan stellen aan een risico op fraude, ontvoering, chantage, geweld of intimidatie inhoudt of indien de uiteindelijk begunstigde minderjarig of anderzins handelingsonbekwaam is.

1.4. Regels betreffende politiek prominente personen

De Richtlijn verduidelijkt de regels ten aanzien van politiek prominente personen, namelijk personen met een hoger risico op corruptie om reden van hun politieke positie.

Het betreft bijvoorbeeld staatshoofden, regeringsleden, rechters bij hooggerechtshoven alsook parlementsleden. De familieleden van politiek prominente personen vallen ook onder de maatregelen van de Richtlijn.

De Richtlijn stelt dat in geval van transacties of zakelijke relaties met dergelijke personen, bijkomende maatregelen dan diegene die voortvloeien uit de toezichtplicht, dienen te worden genomen. De meldingsplichtige entiteiten moeten met name toestemming verkrijgen van het hoger leidinggevend personeel om zakelijke relaties met dergelijke personen aan te gaan of voort te zetten, passende maatregelen nemen om de bron vast te stellen van het vermogen en van de geldmiddelen die bij zakelijke relaties of transacties met zulke personen worden gebruikt en tot slot die zakelijke relaties doorlopend aan verscherpte monitoring onderwerpen.

1.5. Toepassing van vereenvoudigde of verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen

Indien een lidstaat of een meldingsplichtige entiteit gebieden identificeert die een lager risico vertegenwoordigen, kan die lidstaat meldingsplichtige entiteiten toestaan vereenvoudigde cliëntenonderzoeksmaatregelen toe te passen. De meldingsplichtige entiteiten moeten er zich op voorhand van vergewissen  dat de zakelijke relatie of de transactie een geringer risico vertegenwoordigt. De meldingsplichtige entiteiten moeten evenwel blijven toezien op de transacties en zakelijke relaties van die cliënten om het risico eventueel opnieuw te kunnen evalueren.

In het tegenovergestelde geval waarin een hoger risico wordt geïdentificeerd, moeten  de meldingsplichtige entiteiten verscherpte cliëntenonderzoeksmaatregelen toepassen om die risico's op passende wijze te beheersen en te beperken.

De richtlijn bevat in bijlage twee niet-limitatieve lijsten van factoren en soorten elementen die wijzen op een potentieel lager risico of een potentieel hoger risico. Deze factoren kunnen worden gerelateerd aan klanten, producten en diensten of geografie.

1.6. Opneming van fiscale misdrijven (« tax crimes »)

In overeenstemming met de herziene IFAG-aanbevelingen vallen de fiscale misdrijven, die met directe en indirecte belastingen verband houden en die bestraft worden met een minimale vrijheidsstraf van meer dan zes maanden, voortaan onder de brede definitie van criminele activiteit in deze richtlijn.

De definities van fiscale misdrijven kunnen in het nationaal recht van elkaar verschillen.

Daarom raadt de Richtlijn  de lidstaten aan de inlichtingenuitwisseling en bijstandsverlening tussen de financiële-inlichtingeneenheden (FIE's) in de Unie toe te staan.

1.7. Verantwoordelijke personen en verharding van sancties

De meldingsplichtige entiteiten moeten bepalen welk lid van het leidinggevend orgaan verantwoordelijk is voor de uitvoering van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die nodig zijn voor de naleving van de Richtlijn.

De meldingsplichtige entiteiten kunnen aansprakelijk worden gesteld voor inbreuken op de ter omzetting van de Richtlijn vastgestelde nationale bepalingen. In geval van rechtspersonen kunnen eveneens sancties en maatregelen worden toegepast op de leden van het leidinggevend orgaan en op andere natuurlijke personen die op grond van het nationale recht verantwoordelijk zijn voor de inbreuk.

De sancties in geval van overtreding van de antiwitwasregels worden nader gepreciseerd in deze Richtlijn. De administratieve sancties en maatregelen die kunnen worden toegepast, omvatten minstens: een publieke verklaring,  een bevel waarin wordt gelast dat een gedrag wordt gestaakt; de intrekking of schorsing van een vergunning; een tijdelijk verbod om managementfuncties bij meldingsplichtige entiteiten uit te oefenen; maximale administratieve geldboeten van ten minste tweemaal het bedrag van het voordeel dat de inbreuk heeft opgeleverd, indien dat voordeel kan worden bepaald, of ten minste 1 000 000 EUR.

De sancties worden in principe bekendgemaakt.

2. De Verordening

De Verordening heeft tot doel de traceerbaarheid van de betalingen en het doorgeven van informatie over de opdrachtgever en de begunstigde te verbeteren om hen duidelijk te kunnen identificeren. Het doel dat rechtstreeks op één lijn zit met dat van de richtlijn is het voorkomen en opsporen van witwassen van geld en terrorismefinanciering.

De informatie bedoeld in de verordening is vooral de informatie die het mogelijk maakt de opdrachtgever en de begunstigde nauwkeurig te identificeren. Ze wordt bewaard voor een periode van vijf jaar die in bepaalde omstandigheden kan worden verlengd.

De informatie bedoeld in de verordening is vooral de informatie die het mogelijk maakt de opdrachtgever en de begunstigde nauwkeurig te identificeren 

De sanctieregeling is aangevuld en verduidelijkt. De lidstaten moeten de voorschriften vaststellen met betrekking tot de administratieve sancties en maatregelen die van toepassing zijn in geval van schending van de bepalingen van deze Verordening. Deze sancties moeten stroken met de sancties die door de Richtlijn worden voorzien.

De sancties moeten minstens betrekking hebben op :

  • herhaald of stelselmatig verzuim van een betalingsdienstaanbieder om de vereiste informatie over de betaler of de begunstigde te vermelden;
  • herhaald, stelselmatig of ernstig verzuim van een betalingsdienstaanbieder om  informatie te bewaren;
  • verzuim van een betalingsdienstaanbieder om doeltreffende op risico gebaseerde procedures toe te passen;
  • ernstig verzuim van een intermediaire betalingsdienstaanbieder.

De Verordening is rechtstreeks toepasselijk vanaf 26 juni 2017.

3. Conclusie

Deze twee nieuwe instrumenten hebben hetzelfde doel: het voorkomen en opsporen van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.

De Richtlijn en de Verordeningen gaan verder dan hun voorganger, met name dankzij het werk van de IFAG.

Er moet evenwel tot 26 juni 2017 worden gewacht voor het van toepassing zijn van de Verordening en de volledige opneming door de lidstaten van de bepalingen van de Richtlijn in hun nationale wetgeving.

 

Meer weten over dit onderwerp?

Contacteer onze experten of bel +32 (0)2 747 40 07
Leo Peeters

Leo Peeters

Partner