- Lynn Pype
- PIHL t. Zweden , Internet Content Providers , EU , publieke commentaren van gebruikers , Delfi t. Estland , MTE t. Hongarije
Het is niet de eerste keer dat het Hof zich over deze kwestie uitspreekt. In het
mijlpaalarrest Delfi
t. Estland van 16 juni 2015 had het Hof voor het eerst geoordeeld dat een Internet Content
Provider, zoals nieuwswebsites, verantwoordelijk zijn voor de reacties van hun gebruikers. In de
zaak MTE
t. Hongarije van 9 februari 2016 werd dit principe bevestigd, maar verduidelijkte het Hof de
omstandigheden die tot deze objectieve aansprakelijkheid kunnen leiden.
Ook in de laatste zaak Pihl t. Zweden van 9 maart 2017, wordt het principe bevestigd en geeft het
Hof verdere uitleg over de omvang van de aansprakelijkheid.
De feiten in deze zaak waren als volgt. Op 29 september 2011 werd op een website, gerund door
een VZW, een blog geplaatst waarin een Zweedse burger beschuldigd werd van betrokken te zijn in een
Nazi-partij.
De website liet toe dat internetgebruikers reacties konden plaatsen op de blogs, waarbij het
duidelijk vermeld werd dat commentaren niet op voorhand gecontroleerd werden, en dat gebruikers
verantwoordelijk waren voor hun eigen berichten. Gebruikers werden bovendien verzocht om zich
fatsoenlijk te gedragen en om de wet te respecteren.
De volgende dag werd onder de blog een anonieme reactie geplaatst waarin de Zweedse burger in
kwestie verweten werd "een hash-junkie zou zijn, wat door verschillende mensen bevestigd
werd".
Op 8 oktober 2011 reageerde de Zweedse burger op deze blog, en plaatste hij zelf een commentaar.
Hij schreef dat de feiten fout waren en dat het onmiddellijk verwijderd moest worden.
Op 9 oktober 2011 verwijderde de NGO de blog en de commentaar. Er werd ook een reactie geplaatst
waarin de NGO meedeelde dat de blog fout was, en gebaseerd op inaccurate informatie, en waarbij de
NGO zich verontschuldigde voor deze fout.
De Zweedse burger was hiermee niet tevreden. Hij klaagde dat de blog en de reactie te lang online
stonden (9 dagen), en dat het nog via online zoekmachines kan teruggevonden worden. Hij startte een
procedure tegen de NGO en eiste de symbolische schadevergoeding van een 1 Zweedse kroon (0,10
euro). De Zweedse burger was van oordeel dat blog en de commentaar lasterlijk waren en dat de NGO
verantwoordelijkheid droeg zowel voor de blog, als voor de commentaar van de anonieme gebruiker.
De procedure werd ingeleid voor de Zweedse rechtbank van Linköping. Deze rechtbank verklaarde zich
onbevoegd om de blog op zich te beoordelen. Naar Zweeds recht valt een dergelijke blog onder de
toepassing van de Zweedse fundamentele wet over vrijheid van meningsuiting, en vorderingen op grond
van deze wet kunnen enkel gebracht worden voor de rechtbank van Stockholm.
De rechtbank van Linköping verklaarde zich wel bevoegd om de anonieme commentaar te beoordelen.
Tijdens de procedure voor de Zweedse rechtbank gaf de VZW toe dat de blog, en de commentaar
inderdaad lasterlijk waren, maar benadrukte tegelijkertijd dat iedere gebruiker verantwoordelijk
was voor zijn eigen commentaren. De Zweedse rechtbanken, in eerste aanleg en in graad van beroep,
volgde het verweer van de VZW en oordeelde dat er geen juridische gronden waren om de VZW
aansprakelijk te houden om de commentaar niet vroeger verwijderd te hebben.
De Zweedse burger trok vervolgens naar Straatsburg om zijn gelijk te halen. Enkel de anonieme
commentaar vormt het voorwerp van de procedure. Over de eventuele aansprakelijkheid van de VZW voor
de blog zelf, is dus geen uitspraak gedaan.
In eerste instantie is het opmerkelijk dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens
aanvaardt dat de commentaar van de anonieme gebruiker lasterlijk was, enkel omwille van het feit
dat dit zo door de Zweedse rechtbanken werd aanvaard. Het Hof stelde, dat hoewel de commentaar
beledigend was, het in ieder geval niet als aanzetting tot haat kon beschouwd worden en dus geen
schending opleverde van artikel 10 EVRM (vrijheid van meningsuiting).
Bij de beoordeling of de VZW aansprakelijk zou kunnen gehouden worden voor het niet tijdig
verwijderen van lasterlijke commentaren, houdt het Hof rekening met verschillende elementen zoals
de context van de commentaren, de maatregelen van de NGO om het plaatsen van commentaren te
verhinderen of de commentaren te verwijderen, de aansprakelijkheid van de auteur van de commentaar
of de gevolgen van nationale procedures voor de VZW.
Wat betreft de context van de commentaar stelt het Hof dat de blog die aanleiding heeft gegeven tot
de commentaar, de Zweedse burger beschuldigde van betrokken te zijn in een Nazi-partij. De blog
werd na een verwittiging van de Zweedse burger onmiddellijk verwijderd, en een verontschuldiging
werd gepubliceerd. De commentaar in kwestie had echter betrekking op vermeend drugsgebruik van de
Zweedse burger en stond dus volledig los van de blog. Het Hof was dan ook terecht van mening dat de
VZW dergelijke reacties niet kon voorzien, in tegenstelling tot de feiten in het Delfi-arrest.
Het Hof hecht bovendien belang aan het feit dat de VZW een kleine organisatie is, zonder
winstoogmerk, die niet gekend is bij het groot publiek. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat de blog
een groot aantal commentaren zou teweeg brengen, of dat commentaren wijdverspreid zouden worden.
Verwachten dat de VZW ervan moet uitgaan dat sommige ongefilterde commentaren in strijd zouden zijn
met de wet, zou onpraktisch en excessief zijn, en zou het recht om informatie online te delen
ondermijnen.
De maatregelen die door de NGO voorzien werden, zijn volgens het Hof voldoende. De website had
immers een functie langs waar de NGO verwittigd werd van reacties, en het werd duidelijk vermeld
dat de gebruikers verantwoordelijk waren voor hun eigen commentaren. Bovendien was de lasterlijke
commentaar 9 dagen na de publicatie verwijderd.
Het argument dat de blog nog via online zoekmachines kon teruggevonden worden, is eveneens door het
Hof afgewezen. Het Hof antwoordt hierop dat hiervoor beroep kan gedaan worden op het recht om
vergeten te worden.
De Zweedse burger kreeg met andere woorden over de hele lijn ongelijk, en de VZW werd niet
aansprakelijk gehouden voor de anonieme commentaar.
Met dit arrest bevestigt en verfijnt het Europees Hof voor de Rechten van de Mens haar eerdere
rechtspraak.
Over de aansprakelijkheid op zich bestaat voorlopig geen discussie meer. Het principe dat internet
providers, die inhoud leveren, aansprakelijk kunnen gehouden worden voor de reacties van gebruikers
blijft dus vaststaan. De omstandigheden die kunnen leiden naar deze verantwoordelijkheid worden in
dit arrest verder genuanceerd.
Het Hof maakt een belangrijk onderscheid tussen websites die met een commercieel doel worden
beheerd, en websites zoals in deze zaak, waarbij dit niet het geval is. In functie hiervan
onderzoekt het Hof of de maatregelen die door de Internet Content Provider genomen worden adequaat
zijn. Bij commerciële websites wordt dit strenger beoordeeld dan bij niet-commerciële websites.
Andere elementen zijn de omvang van het publiek van de website, een mogelijk chilling-effect op de
vrijheid om informatie te delen, de maatregelen die genomen worden, en uiteraard de aard van de
commentaren.
Het Hof bevestigt dat monitoring niet noodzakelijk is, en dat de mogelijkheid tot notificatie kan
volstaan. Dit moet wel genuanceerd worden. In dit arrest was er net zoals in het arrest MTE t.
Hongarije niet echt sprake van haatdragende commentaren, of werd er niet aangezet tot haat. Dit was
wel het geval in de zaak Delfi t. Estland, waarin het Hof oordeelde dat een kennisgeving niet
altijd voldoende is net omwille van de aanzetting tot haat.
Een meld-misbruik functie zal volstaan wanneer het niet verwacht wordt dat een artikel haatdragende
reacties kan oproepen. Indien het op voorhand ingeschat kan worden dat een artikel zal provoceren,
dan is het aangewezen om de reacties van gebruikers toch te monitoren.