Analyse
In dit artikel gaan we na op welke manier de pachter op zijn beurt een einde kan stellen aan zijn pachtovereenkomst.
De eerste pachtwetgeving, die dateert van 1929, had als doel om met een wettelijke bescherming van de pachter een tegengewicht te vormen voor het overwicht van de verpachter.
Deze bevatte onder meer bepalingen over de minimumduur van negen jaar, de verplichting van de verpachter om de pachter een opzegging te geven om de pachtovereenkomst te beëindigen, het beginsel van de exploitatievrijheid en het recht op uittredingsvergoedingen. De landpachtovereenkomst werd op die manier een soort van statutaire overeenkomst, waarbij de wilsautonomie van de partijen buiten spel werd gezet.
De vraag stelt zich nu dus op welke manier een pachter een einde kan stellen aan de pachtovereenkomst?
Vooreerst moeten we kijken naar de duurtijd van de pachtovereenkomst.
De Pachtwet bepaalde dat de pachtduur niet korter kan zijn dan negen jaar en dat de pacht van rechtswege wordt verlengd voor negen jaar als er voor het einde van de lopende periode geen rechtsgeldige opzegging is gegeven, zelfs als de eerste gebruiksperiode meer dan negen jaar bedroeg.
Als er een kortere tijd bedongen was, dan werd de pachttijd van rechtswege op negen jaar gebracht.
Deze bepalingen worden overgenomen in het Pachtdecreet.
Overeenkomstig de Pachtwet en nu ook overeenkomstig het Pachtdecreet, kan de pachter, ongeacht de duur van de pacht en in afwijking van elke andersluidende overeenkomst, te allen tijde volledig of ten dele een einde aan de pacht maken ingevolge een opzegging met een opzeggingstermijn van ten minste een jaar.
Daarbovenop kunnen de partijen, pachter en verpachter dus, tezamen een einde maken aan de lopende pacht op voorwaarde dat hun akkoord wordt vastgesteld in een authentieke akte of in een verklaring die ze voor de rechter na ondervraging afleggen.
Wenst u hierover meer informatie, aarzel dan niet onze specialisten te contacteren via info@be.Andersen.com of +32 (0)2 747 40 07.