- Vennootschapsrecht en M&A , Financieel en Bancair Recht
- Pieter Dierckx - Leo Peeters
- M&A , fusies en overnames , financiële bijstand
Tot voor 1 januari 2009 was elke vorm van financiële bijstand verboden, behoudens twee,
specifiek in de wet voorziene uitzonderingen. Een vennootschap mocht geen middelen voortschieten,
leningen toestaan of zekerheden stellen met het oog op het verwerven van (certificaten die
betrekking hebben op) haar aandelen (of winstbewijzen) (verder aangeduid onder de generieke term
“financiële bijstand”).
De overnamepraktijk was al langer vragende partij naar een versoepeling of zelfs volledige
afschaffing van dit verbod.
Immers, wie een onderneming overneemt, leent vaak geld bij een kredietinstelling om de overname
(deels) te financieren. De kredietinstelling wil haar lening zo goed mogelijk gewaarborgd zien. Een
pand op de aandelen van de overgenomen onderneming is daarbij een minimum. De kredietinstelling
heeft echter graag meer tastbare waarborgen. Met een hypotheek op het gebouw van het overgenomen
onderneming of met een (voorlopig nog bestaande) pand op haar handelsfonds voelt de bank zich al
heel wat comfortabeler.
Daarnaast worden de overtollige liquiditeiten van het overgenomen onderneming (na enige tijd) vaak
overgebracht (“upstreaming”) naar de overnemende vennootschap. Dat kan ook gebeuren via een
dividenduitkering of via een kapitaalvermindering. Op die manier kan het geld van het overgenomen
onderneming deels gebruikt worden om de overname te financieren. Als alternatief zou de overgenomen
vennootschap (een deel van) haar geldmiddelen kunnen uitlenen aan de overnemer. Het belangrijkste
nadeel aan het werken met dividenduitkeringen of met een kapitaalvermindering is dat het eigen
vermogen van de overgenomen vennootschap daalt. Daardoor daalt ook haar notionele interestaftrek.
Wanneer de overnemer daarenboven een holding of een managementvennootschap is, wordt de notionele
interestaftrek meestal niet naar de overnemer verplaatst. Wanneer de overgenomen vennootschap haar
liquiditeiten via een lening aan de overnemer ter beschikking stelt, dan daalt het eigen vermogen
van de overgenomen vennootschap niet. Haar mogelijkheid om de notionele interestaftrek te genieten
blijft dus intact.
Aangezien dit verbod in de praktijk de overname van aandelen vaak in de weg stond en de toen
bestaande regeling niet meer was aangepast aan de economische realiteit, heeft de Europese
richtlijn van 6 september 2006 tot modernisering van de Tweede Vennootschapsrichtlijn de lidstaten
van de Europese Unie verplicht dit verbod op te heffen.
Hoewel deze richtlijn in principe alleen van toepassing is op de NV (en de Comm.V.A.), heeft de
Belgische wetgever er meteen voor geopteerd de regels op het vlak van financiële bijstand ook voor
de BVBA en de CVBA te versoepelen.
Sedert 1 januari 2009, is het verlenen van financiële bijstand dan ook toegelaten, mits naleving
van strikte wettelijke voorwaarden.
Enerzijds werden daarbij de belangrijkste voorwaarden die gelden in het kader van de inkoop eigen
aandelen eveneens van toepassing gemaakt op het verlenen van financiële bijstand (machtiging van de
algemene vergadering, beperking tot de uitkeerbare ruimte, verplichting tot het aanleggen van een
onbeschikbare reserve). Anderzijds gelden een aantal bijkomende waarborgen die beogen te verzekeren
dat de steunverlening tegen “billijke” marktvoorwaarden plaatsvindt, dat het vennootschapsbelang
wordt gerespecteerd en dat bijzondere voorzorgen worden genomen in geval van een belangenconflict.
Of al deze voorwaarden noodzakelijk en opportuun zijn, is nog maar de vraag. Een aantal van de
thans opgenomen voorwaarden laat bovendien ruimte voor interpretatie en de praktische en concrete
invulling zal vaak niet evident zijn. Rekening houdend met de zware sancties op het miskennen van
de voorschriften inzake financiële bijstand, zal dit de concrete toepassing van het nieuwe regime
wellicht in belangrijke mate hypothekeren.
Hieronder stippen we kort drie elementen van de huidige regeling aan, dewelke in de praktijk als
storend kunnen worden ervaren:
Het verlenen van financiële bijstand gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de raad van
bestuur. De raad van bestuur zal er op moeten toezien dat de wettelijke voorwaarden niet alleen
formeel, maar ook inhoudelijk worden nageleefd.
De voorafgaande goedkeuring door de algemene vergadering werkt niet aansprakelijkheidsbevrijdend.
Teneinde de bestuurders-vertegenwoordigers van de verkoper te kunnen ontlasten van mogelijke
aansprakelijkheid in het kader van de toekenning van de financiële bijstand, werd reeds geopperd om
de financiële bijstand te laten toekennen na voltrekking van de overnametransactie door de
bestuurders-vertegenwoordigers van de nieuwe aandeelhouders. Zo zou de vennootschap na de overname
een lening kunnen toekennen aan de koper waarmee vervolgens een gedeelte wordt afgelost van de
voorheen aangegane bankfinanciering (die zich aldus ten belope van de financiële bijstand beperkt
tot een tijdelijk overbruggingskrediet). Op zich lijkt dit geen probleem te vormen, op voorwaarde
dat een dergelijke bijstand uiteraard moet voldoen aan de voorschriften van artikel 629 W.Venn (in
geval van een NV).
Het verslag van de raad van bestuur moet niet alleen binnen de 15 dagen neergelegd worden op de
griffie van de bevoegde rechtbank van koophandel; het dient ook integraal gepubliceerd te worden in
de Bijlagen bij het Belgisch Staatsblad.
Deze publicatieverplichting kan in de praktijk als storend ervaren worden. Vooral de verplichte
openbaarmaking van de prijs waartegen de aandelen worden verworven, zou belemmerend kunnen werken
voor een courante toepassing van het huidige regime.
Het bedrag van de financiële bijstand is beperkt tot het bedrag dat de vennootschap als dividend
kan uitkeren. De steunverlening mag er dus niet toe leiden dat het netto-actief van de vennootschap
daalt tot beneden het bedrag van het gestorte kapitaal vermeerderd met die reserves die volgens de
wet of de statuten niet uitgekeerd mogen worden.
Daarnaast moet de vennootschap op de passiefzijde van de balans een niet voor uitkering vatbare
reserve opnemen, gelijk aan het bedrag van de totale steunverlening.
In het geval van een lening zal het volledig ontleende bedrag in aanmerking worden genomen. Wanneer
de financiële bijstand echter bestaat in het verlenen van een zekerheid, moet men steeds met de
nodige omzichtigheid te werk gaan bij het bepalen van de waarde van deze zekerheid. Is de
waardering van de tot zekerheid strekkende activa niet evident, dan doet men er goed aan om het
bedrag ten belope waarvan de zekerheid wordt verstrekt, uitdrukkelijk te beperken. Doet men dit
niet, dan is de meest veilige werkwijze om als waarde het totaal van de gewaarborgde schuld in
aanmerking te nemen. Dit is immers het maximale (potentiële) verlies voor de vennootschap.
Het opheffen van het principieel verbod op financiële bijstand is zeker en vast een goede zaak.
Men kan zich echter de vraag stellen of dit in praktijk echter veel verschil uitmaakt t.a.v. de
situatie zoals deze bestond tot voor 1 januari 2009. De facto zullen de nieuwe regels financiële
bijstand o.i. blijven kwalificeren als een verbod.
De alternatieve structuren die in het verleden reeds werd toegepast, waaronder (i) de
tussenschakeling van een met de doelvennootschap verbonden vennootschap, of nog (ii) de zogenaamde
filialisering van bepaalde activa van de doelvennootschap om vervolgens een trapsgewijze overname
door de te voeren, blijven dan ook hun nut behouden.