Analyse Onlangs verscheen de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming (WMPC) alsook deze met betrekking tot de regeling van bepaalde procedures in het kader van de WMPC, die allebei op 12 mei in voege traden. De WMPC vervangt de wet op de handelspraktijken (WHPC) van 1991 (B.S. 12/04/2010).

Hieronder lichten we de meest markante nieuwigheden toe van deze nieuwe WMPC :

1. Nieuwe definities (artikel 2 e.v. WMPC)

Artikel 2 voorziet in een lange reeks definities, die belangrijk zijn voor de toepasbaarheid van de wet.

In de eerste plaats is er het nieuwe begrip "onderneming" dat in de plaats komt van het voormalige begrip "verkoper" uit de WHPC. De ondernemer wordt in de nieuwe WMPC als volgt gedefinieerd: "elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen". Deze definitie is veel ruimer dan deze van de "verkoper" uit de WHPC want er wordt niet langer vereist dat goederen en diensten te koop worden aangeboden of verkocht. Het is dus niet meer belangrijk welke handelingen men stelt maar wel het oogmerk waarmee men deze handelingen stelt, m.a.w. is het belangrijk dat de persoon die deze stelt op een duurzame wijze een economisch doel nastreeft.
Anderzijds bepaalt de wet uitdrukkelijk (art. 3 § 2) dat ze niet van toepassing is op de beoefenaars van een vrij beroep.

Het begrip "consument" wordt door de nieuwe WMPC uitsluitend voorbehouden voor natuurlijke personen, waardoor rechtspersonen en overheden uitgesloten worden van de toepassing ervan. Het wordt als volgt gedefinieerd: "Iedere natuurlijke persoon die, uitsluitend voor niet-beroepsmatige doeleinden, op de markt gebrachte producten verwerft of gebruikt.

Het begrip "product" omvat niet langer enkel lichamelijke roerende goederen, maar eveneens onroerende goederen, diensten, rechten en verplichtingen.

2. Taalgebruik

De vermeldingen op etiketten die wettelijk verplicht zijn, de gebruiksaanwijzingen en de garantiebewijzen moeten minstens gesteld zijn in een voor de gemiddelde consument begrijpelijke taal, gelet op het taalgebied waar de goederen of diensten aan de consument worden aangeboden. (art. 10 WMPC)
Voorheen moest dit gebeuren in de taal of de talen van het taalgebied waar de producten of diensten op de markt worden gebracht.  Gevolg is dat pictogrammen en woorden die men gemakkelijk in een andere taal begrijpt, voortaan ook toegelaten zijn.

3. Prijsvermindering (art. 20 e.v. WMPC)

De reglementering in verband met de aankondiging van een prijsvermindering is versoepeld, met name :

  • de voorwaarde dat men tijdens de voorbije maand steeds dezelfde hogere prijs moet hebben toegepast om een prijsverlaging te mogen aankondigen, wordt geschrapt. Als een onderneming in de voorbije maand verschillende prijzen toegepast heeft, is dat niet langer een beletsel om over te gaan tot de aankondiging van een prijsvermindering. Zij moet dan wel verwijzen naar de laagste prijs die zij in de voorbije maand voor het product heeft toegepast.
  • bij de aankondiging zelf van een prijsvermindering moet niet meer rekening gehouden worden met de voorschriften van de oude wet (de 4 manieren waarop dit moest gebeuren), op voorwaarde dat deze aankondiging niet misleidend is.

Bij vermelding van de prijs waartegen het goed wordt uitverkocht, moet de referentieprijs vermeld worden of moet men informatie geven die het de gemiddelde consument mogelijk maakt die referentieprijs onmiddellijk en gemakkelijk te berekenen.
Ingeval de onderneming een eenvormig kortingspercentage toepast op producten of op categorieën van producten, mag zij alleen de referentieprijs vermelden.
De aankondiging moet vermelden of de prijsvermindering al dan niet werd toegepast.

4. Opruimingen of solden (art. 27 e.v. WMPC)

De nieuwe wet biedt een grondige wijziging van de reglementering met betrekking tot de soldenverkoop :

  • In de eerste plaats is deze voortaan mogelijk voor alle goederen. Er is dus niet enkel meer sprake van seizoenopruiming.
  • De sperperiode geldt nog enkel in de sectoren van kleding, schoenen en lederwaren en is drie weken korter omdat deze voortaan aanvangt op 6 december en 6 juni, in plaats van 15 november en 15 mei.
  • Soldenverkoop moet niet noodzakelijk meer gebeuren in de lokalen waar de goederen gewoonlijk te koop werden aangeboden. Dit heeft voor gevolg dat solden mogelijk zijn in een andere locatie of via andere kanalen (zoals internetverkopen).
  • Het is niet meer vereist dat de goederen werden verkocht in de maand die de soldenverkoop onmiddellijk voorafgaat, op voorwaarde dat deze wel in het verleden gedurende minstens dertig dagen te koop werden aangeboden. Hierdoor wordt de opruiming van zolder- en keldervoorraden mogelijk.
  • De referentieprijs wordt de laagste prijs gedurende de laatste maand of (als het goed dan niet werd verkocht) de laagste prijs die voordien werd gehanteerd.

5. Titels die recht geven op terugbetaling of prijsvermindering(art. 33 e.v. WMPC)

De WMPC schrijft voor aan welke voorwaarden deze titels moeten voldoen en daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds deze die recht geven op een latere terugbetaling van de prijs of een deel ervan en anderzijds deze die de mogelijkheid bieden onmiddellijk een korting op de prijs te krijgen (de zogenaamde kortingsbonnen). Voor de eerste wordt de verplichte registratie van de uitgever bij de FOD Economie geschrapt. Voor de tweede soort geldt dat elke onderneming die kortingsbonnen gratis verspreidt, verplicht is deze aan te nemen, voor zover aan de voorwaarden van het aanbod is voldaan.

6. De wetgever kiest voor een Opt-in systeem (art. 44 WMPC)

Artikel 44 Wet verbiedt dat een onderneming bij het sluiten van een overeenkomst op het internet gebruik maakt van de mogelijkheid van default-opties die de consument moet afwijzen om de aankoop van één of meer bijkomende producten te vermijden.
Zo wordt het voortaan onmogelijk dat een consument door onachtzaamheid ongewild bepaalde producten bestelt die hij eigenlijk niet wenst. Door het opt-in systeem moet de consument uitdrukkelijk aanvinken wat hij wenst aan te kopen en dus niet  afvinken wat hij niet wenst te kopen.

7. Verkoop op afstand (art. 45 e.v. WMPC)

Voor de verkoop op afstand noteren we de volgende twee wijzigingen, namelijk :

  • De WMPC breidt de herroepingstermijn uit tot minstens 14 dagen in plaats van de 7 dagen, voorzien in de WHPC;
  • Het verbod om betaling te vragen voor de afloop van de herroepingstermijn, wordt afgeschaft.

Daarenboven wordt voorzien in een nieuwe regel voor het geval de onderneming de bestelling - die op afstand gebeurde - niet tijdig (uiterlijk binnen 30 dagen) uitvoert. In dat geval heeft de consument het recht de betreffende overeenkomst zonder gerechtelijke tussenkomst en met eenvoudige kennisgeving aan de onderneming, te ontbinden.

8. Gezamenlijk aanbod (art. 71 e.v.)

Het gezamenlijk aanbod betreft een wijziging van de WHPC die het meest in de publiciteit is gekomen. In de oude WHPC was gezamenlijk aanbod namelijk verboden.
De wetgever heeft dit verbod in de nieuwe wet afgeschaft om tegemoet te komen aan de rechtspraak van het Hof van Justitie, dat oordeelde dat de Belgische wetgeving op dat vlak in strijd was met de Europese Richtlijn 2005/29/EG, betreffende de oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt. Gezamenlijk aanbod is nu toegelaten voor zover het geen oneerlijke handelspraktijk uitmaakt.

Het verbod op gezamenlijk aanbod blijft echter wel bestaan wanneer minstens één bestanddeel een financiële dienst is, maar ook hiervoor voorziet de wet weer in uitzonderingen.

9. Onrechtmatige bedingen (art. 73 e.v. WMPC)

De nieuwe WMPC voert in vergelijking met de WHPC een bijkomend vereiste in voor de toetsing van het onrechtmatig karakter van een beding, namelijk dat rekening gehouden wordt met het vereiste van duidelijkheid en begrijpelijkheid van het beding (zoals vereist in artikel 40, ¤ 1).

Het breidt ook de lijst met onrechtmatige bedingen uit (artikel 74).

De meest markante nieuwe verboden bedingen betreffen het volgende :

  • Voor wat betreft de mogelijkheid om de prijs eenzijdig te verhogen en de voorwaarden ten nadele van de consument eenzijdig te wijzigen, wordt een onderscheid gemaakt tussen contracten van bepaalde duur en contracten van onbepaalde duur (artikel 74, 2° en 3°). Voor contracten van bepaalde duur kan de onderneming zich niet het recht voorbehouden om de prijs eenzijdig te wijzigen of de voorwaarden ten nadele van de consument te veranderen op basis van elementen die enkel afhangen van haar wil. Bij contracten van onbepaalde duur is zulks wel toegelaten, voor zover de onderneming de consument vooraf in kennis stelt van de nieuwe prijs of de nieuwe voorwaarden en de consument de mogelijkheid wordt geboden de overeenkomst zonder kosten of schadevergoeding te be‘indigen vooraleer de nieuwe prijs of voorwaarden van kracht worden. De consument moet daarbij over een redelijke termijn beschikken. 
  • elk beding dat de bewijsmiddelen waarop de consument een beroep kan doen, op ongeoorloofde wijze beperkt of hem een bewijslast oplegt die normaliter op een andere partij bij de overeenkomst rust, is verboden (artikel 74, 21°).

10. Verkoop met verlies (art. 101 e.v. WMPC)

Het is elke onderneming verboden goederen met verlies te koop aan te bieden of te verkopen.
Anderzijds voorziet artikel 102, 3° in een niet onbelangrijke bijkomende uitzondering, waar verkoop met verlies wel toegelaten is, namelijk voor goederen die de onderneming, ten gevolge van externe omstandigheden, redelijkerwijze niet meer kan verkopen tegen een prijs gelijk aan of hoger dan de aankoopprijs ervan (bvb. eindereeks goederen of goederen met een beschadiging).
In geval van gezamenlijk aanbod van verscheidene, al dan niet identieke goederen, geldt het verbod op verkoop met verlies slechts wanneer het aanbod in zijn geheel een verkoop met verlies uitmaakt.

In de oude WHPC werd voorzien dat een verkoop met een uiterst kleine winstmarge werd gelijkgesteld met een verkoop met verlies. Deze bepaling komt niet meer voor in de nieuwe WMPC.

11. Vordering tot staking

Zoals in de oude WHPC kan de vordering tot staken worden ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.

De nieuwe WMPC voert de volgende nieuwigheden in met betrekking tot de stakingsvordering :

  • de voorzitter van de rechtbank van koophandel kan aan de overtreder een termijn toestaan om aan de inbreuk een einde te maken, wanneer de aard van de inbreuk dit nodig maakt. Hij kan de opheffing van het stakingsbevel toestaan wanneer een einde werd gemaakt aan de inbreuk.
  • Ingeval hij voorziet in een publicatiemaatregel op kosten van de overtreder, kan de voorzitter van de rechtbank van koophandel het bedrag vaststellen dat de partij, aan wie een publicatiemaatregel werd toegekend en die de maatregel heeft uitgevoerd niettegenstaande tijdig beroep tegen het vonnis werd ingesteld, zal verschuldigd zijn aan de partij in wiens nadeel de publicatiemaatregel werd uitgesproken, indien deze publicatiemaatregel in beroep ongedaan wordt gemaakt.
  • Een vordering tot staking kan niet meer ingeleid worden bij verzoekschrift;
  • Een vordering tot staken kan niet meer worden ingesteld één jaar nadat de feiten waarop men zich beroept een einde hebben genomen.

De WMPC heeft meer structuur dan de WHPC, en brengt een gevoelige aanpassing rekening houdend met de wijze waarop het ondernemingsleven heden ten dage verloopt en met de nieuwe communicatietechnieken.
Anderzijds is het helemaal niet zeker dat deze WMPC in voldoende mate een omzetting is van de Richtlijn 2005/29/EG, daar waar deze in zijn artikel 4 de lidstaten verbiedt strengere nationale maatregelen vast te stellen of te behouden, zelfs wanneer deze maatregelen een hoger niveau van consumentenbescherming beogen te verzekeren. 
Daarbij denken we bvb. aan het feit dat de wetgever de bepalingen behouden heeft in verband met aankondigingen van prijsverminderingen, uitverkopen, opruimingen of solden en waardebonnen.
Naar alle waarschijnlijkheid zijn deze bepalingen in strijd met de Richtlijn oneerlijke handelspraktijken 2005/29/EG.