- Vennootschapsrecht en M&A , Vastgoed, Huur en Mede-eigendom
- Pieter Dierckx - Leo Peeters
- REIT , Real Estate Investment Trust , gereglementeerde vastgoedvennootschap
De wet van 12 mei 2014 betreffende de Gereglementeerde Vastgoedvennootschappen (“GVV”) beoogt
het statuut van “gereglementeerde vastgoedvennootschap" open te stellen voor vastgoedbevaks
die als een REIT (Real Estate Investment Trust) willen opereren en beantwoorden aan de wettelijke
kenmerken van de GVV” (hierna de “GVV-wet”).
Bij K.B. van 13 juli 2014 met betrekking tot gereglementeerde vastgoedvennootschappen, werd op 16
juli 2014 het statuut van de Gereglementeerde Vastgoedvennootschappen ingevoerd voor de Belgische
REIT-sector.
Deze nieuwe GVV-regeling biedt voor heel wat vastgoedinvesteerders een alternatief voor de
traditionele vastgoedbevak.
Deze is er gekomen omdat een aangepaste wetgeving zich opdrong omdat vastgoedbevaks ingevolge
recente EU-wetgeving (meer bepaald AIFMD-Richlijn) voortaan aangemerkt worden als “alternatieve
beleggingsinstellingen”, waardoor heel wat bijkomende verplichtingen ontstaan, zonder dat hiertoe
een duidelijke economische meerwaarde tegenover staat.
Het fiscaal gunstregime waarvan een GVV voortaan kan genieten is gelijk aan dat van een
vastgoedbevak, en laat vennootschappen toe om, mits zij aan bepaalde voorwaarden voldoen, geen
vennootschapsbelasting te betalen op inkomsten en meerwaarden die zij behalen uit vastgoed dat zij
ontwikkelen en beheren. Hiermee lijkt België nu ook zijn eigen investeringsvehikel van vastgoed te
hebben zonder dat de meer complexe regels, die voor beleggingsfondsen gelden, van toepassing zijn.
Een dergelijke soepelere wetgeving is duidelijk geïnspireerd door de Franse “Société Immobilière
réglementée” of door de “REIT” of “Real Estate Investment Trust” die men in Duitsland en in het
Verenigd Koninkrijk kent.
De gereglementeerde vastgoedvennootschap is een vennootschap die wordt opgericht voor onbepaalde
duur, die vergund is door en onder het toezicht staat van de Autoriteit voor Financiële Diensten en
Markten (verder FSMA) en die in de GVV-wet wordt gedefinieerd vanuit haar activiteit.
Deze activiteit bestaat uit het ter beschikking stellen, rechtstreeks of via een vennootschap
waarin zij een deelneming bezit, van onroerende goederen aan gebruikers, en eventueel binnen de
daartoe bepaalde grenzen, het bezitten van andere types van “vastgoed” (aandelen in openbare
vastgoedbevaks, rechten van deelneming in bepaalde buitenlandse instellingen voor collectieve
beleggingen, aandelen uitgegeven door andere REIT’s en vastgoedcertificaten).
De GVV kan in dat kader alle activiteiten uitoefenen die verbonden zijn aan de oprichting, de
verbouwing, de renovatie, de ontwikkeling (voor eigen portefeuille), de verwerving, de
vervreemding, het beheer en de exploitatie van onroerende goederen.
Net
zoals bij de vastgoedbevaks, zijn er twee soorten van GVV’s: de “openbare GVV”, waarvan de aandelen
op een gereglementeerde markt verhandelbaar zijn en die via een openbaar aanbod van aandelen de
nodige financiële middelen aantrekt, en de “institutionele GVV” die onder de controle staat van een
openbare GVV en die de nodige financiële middelen uitsluitend aantrekt bij bepaalde in aanmerking
komende beleggers die voor eigen rekening optreden.
De GVV dient een strategie te ontwikkelen die ertoe strekt haar vastgoed voor lange termijn in
bezit te houden, en dient hierbij een actief beheer centraal te stellen, wat impliceert dat de GVV
zelf instaat voor de ontwikkeling en het dagelijks beheer van haar vastgoed.
Haar activiteit zal bijgevolg ruimer zijn dan de loutere overname van onroerende goederen met het
doel huurgelden te innen en/of die onroerende goederen opnieuw te vervreemden.
De GVV-wet legt specifiek aan de GVV de verplichting op om haar activiteiten zelf uit te voeren, om
rechtstreekse relaties met leveranciers en cliënten te onderhouden, om te beschikken over
operationele teams die bovendien “een aanzienlijk deel van haar personeelsbestand” dienen te
vormen. Met andere woorden, het beheer kan niet verricht worden door een derde partij zoals bij de
traditionele beleggingsfondsen.
Het essentiële verschil met vastgoedbevaks is dat GVV’s een bedrijfsstrategie dienen uit te bouwen
en te volgen, volgens een algemeen commercieel doel, namelijk het ter beschikking stellen van
vastgoed aan diverse gebruikers. De essentiële opdracht van de vastgoedbevak daarentegen, bestaat
erin om de fondsen die bij diverse beleggers worden opgehaald, te beleggen volgens een welbepaald
beleggingsbeleid, in het belang van de beleggers (met andere woorden, de eigenschappen die
kenmerkend zijn voor een “alternatieve beleggingsinstelling”). Specifiek houdt dit in dat een GVV
een strategie kan ontwikkelen die geheel de waarde-ketting van de vastgoedsector overspant, terwijl
onder het AIFM-statuut (alternative investment fund manager statute) alleen maar belegd kan worden
in vastgoed.
De GVV’s zullen, gelet op hun belang voor de reële economie en voor het openbaar spaarwezen, onder
het toezicht vallen van de FSMA. Net zoals heden het geval is voor de vastgoedbevak, zullen er
specifieke regels worden opgelegd op het vlak van de maximale schuldgraad (nog steeds maximum 65%),
risicodiversificatie en de pay-out ratio, zoals dergelijke regels ook bestaan voor de REIT’s in de
naburige lidstaten.
Elke vennootschap die het statuut van GVV wil verkrijgen, dient een vergunningsaanvraag in te
dienen bij de FSMA, volgens bepaalde voorwaarden en de procedure opgenomen in het K.B. van 16 juli
2014.
Vanaf de inwerkingtreding van de GVV-Wet (i.c. 16 juli 2014), beschikten de bestaande
vastgoedbevaks over een eenmalige periode van vier maanden (d.i. tot 16 november) om bij de FSMA
een vergunning van GVV aan te vragen. Binnen de drie maanden volgend op de beslissing van de FSMA
om de vergunning toe te staan, moet een bijzondere algemene vergadering van de vastgoedbevak
bijeengeroepen worden om zich uit te spreken over de wijziging van haar statuten. Minstens 50% van
de aandeelhouders moet vertegenwoordigd zijn en 80% moet zijn goedkeuring hechten aan het nieuwe
statuut. Wordt er geen quorum van 50% behaald, dan komt er een tweede bijzondere algemene
vergadering. Ongeacht het aantal aandeelhouders dat vertegenwoordigd is, geldt ook hier dat 80% van
de aanwezigen moet voor stemmen.
Voor de bestaande aandeelhouders is voorzien in een uittredingsmechanisme. Dankzij dat mechanisme
kunnen de aandeelhouders die op de bijzondere algemene vergadering tegen de statutenwijziging
stemmen, mits het naleven van bepaalde, strikte voorwaarden (onder meer: minimale periode van
eigenaarschap, maximaal 100.000,00 EUR per aandeelhouder, …) vragen om hun aandelen terug te kopen
tegen een prijs gelijk aan de hoogste van volgende twee elementen: ofwel de koers voor de
publicatie van de uitnodiging van de bijzondere algemene vergadering, ofwel de gemiddelde slotkoers
gedurende dertig dagen voor de bijzondere algemene vergadering. De vennootschap mag een
opschortende voorwaarde opleggen die bepaalt dat die uittreding slechts door een beperkt percentage
aandeelhouders mag worden gevraagd.
Hoewel deze etappe bepaalde praktische moeilijkheden kan opleveren (stemming tegen een
statutenwijziging, liquiditeitsproblemen, …), zou ze in principe zonder problemen moeten verlopen,
want het is in het belang van de vastgoedbevaks, en dus van de aandeelhouders, om voor het statuut
van GVV te opteren.
Tot nu toe blijkt althans dat het omvormingsproces van de openbare vastgoedbevaks globaal gezien als een succes kan worden beschouwd.