Persbericht over het vonnis tot DNA-test van een vermoedelijke spermadonor

Press

De rechtbank heeft op 23 juni 2023 een vonnis uitgesproken waarbij een DNA-test werd bevolen van een vermoedelijke spermadonor. Het vonnis wordt door de rechtbank niet gepubliceerd onder meer omdat het informatie uit de persoonlijke levenssfeer omvat. Het louter anonimiseren van de namen zou onvoldoende zijn om de identificatie van partijen te verhinderen. De kern van de juridische argumenten uit het vonnis werd samengevat en kunt u als bijlage vinden.

Mevrouw X is een donorkind. Via een eigen onderzoek (DNA-matches via commerciële DNAdatabanken en een navolgend genetisch genealogisch onderzoek) kwam zij haar vermoedelijke donor, meneer Y, op het spoor. Op haar vraag heeft het Afstammingscentrum in Gent een bemiddeling gestart in een poging meneer Y te overtuigen zijn medewerking te verlenen aan een vergelijkend DNAonderzoek zodat zij 100% zekerheid kon krijgen over wie haar biologische vader is. Meneer Y weigerde waarop mevrouw X een juridische procedure startte. Mevrouw X vordert de aanstelling van een gerechtsdeskundige met oog op de uitvoering van een vergelijkend DNA-onderzoek, waarin haar DNA wordt vergeleken met het DNA van meneer Y om zekerheid te verkrijgen of meneer Y al dan niet haar biologische vader is, en dit onder verbeurte van een dwangsom van 5 000,00 euro per dag vertraging.

Mevrouw X beroept zich op artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (verder EVRM) dat stipuleert dat één ieder recht op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie heeft. Zij stelt dat dit recht haar het recht geeft om zekerheid te bekomen omtrent haar biologische afkomst. Daartegenover beroept ook meneer Y zich op artikel 8 van het EVRM, meer bepaald het recht van de vermoedelijke vader (spermadonor) op zijn privacy en zijn lichamelijke integriteit. Meneer Y verwijst ook naar de wet van 6 juli 2007 betreffende de medisch begeleide voortplanting en bestemming van overtallige embryo’s en gameten (verder MBV-wet). Hij benadrukt dat de wetgever koos voor de anonimiteit van donorschap.

Het EVRM heeft in België horizontale rechtstreekse werking, hetgeen impliceert dat een particulier ten overstaan van een andere particulier zich op het EVRM kan beroepen.

Een gerechtsdeskundige werd aangesteld met als opdracht de uitvoering van een vergelijkend DNA-onderzoek, waarin het DNA van mevrouw X wordt vergeleken met het DNA van meneer Y om uit te maken of meneer Y al dan niet de biologische vader van mevrouw X is, en dit onder verbeurte van een dwangsom van 1 500,00 euro per dag vertraging.

Aangezien zowel mevrouw X als meneer Y zich op hetzelfde artikel 8 EVRM beroepen, dient een belangenafweging te worden gemaakt tussen enerzijds het recht van het (meerderjarig) kind om zekerheid te bekomen over haar biologische afstamming en anderzijds het recht van de vermoedelijke vader (spermadonor) op zijn privacy en zijn lichamelijke integriteit.

Bij deze belangenafweging werd in hoofdzaak rekening gehouden met de tendens die reeds decennia lang wordt waargenomen dat het belang van het (meerderjarig) kind te weten van wie hij/zij afstamt primeert op wat voor recht dan ook. Het recht om je afstamming te kennen wordt gekoppeld aan het recht op identiteit en je persoonlijke ontwikkeling. Dit blijkt onder meer uit het volgende:

  • In talloze arresten van het Grondwettelijk Hof ‘sneuvelden’ wettelijke ontvankelijkheidsvereisten in het kader van procedures tot betwisting/erkenning van staat of werden ze in die zin geïnterpreteerd dat het kind uitermate ruime mogelijkheden kreeg om zijn biologische afstamming te achterhalen/de juridische realiteit in overeenstemming te brengen met de biologische realiteit en dit ook op latere leeftijd.
  • Sinds de jaren 80 voeren vele landen een wettelijk verbod op donoranonimiteit in.
  • Kort na de invoering van de MVB-wet van 2007 werd in de rechtsleer reeds geopperd dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de nieuwe regelgeving – en dan meer specifiek de anonimiteit van de donor – de toets van het Internationaal Verdrag van de Rechten van het Kind en het EVRM zou kunnen doorstaan. Er werd toen al gesteld dat er een tendens waarneembaar is naar meer erkenning van het belang dat iedere persoon heeft bij de kennis over zijn wordingsgeschiedenis.
  • In een aanbeveling van 20 februari 2019 van de Raad van Europa wordt gesteld (vrije vertaling): “[…]Het is aldus aan de Raad van Europa om ten aanzien van Staten aanbevelingen te maken om de bescherming van de rechten van alle betrokken personen te verbeteren, namelijk de ouders, de donoren en de kinderen, met de focus op het donorkind, die in de meest kwetsbare positie zit en wiens belangen hoger worden ingeschat. Mijn aanbeveling zou aldus zijn, voor toekomstige donatie van gameten in Europa, om de anonimiteit op te heffen. […]De wettelijke situatie van de donor – geen ouderlijke rechten of verplichtingen – zou in dit scenario niet wijzigen.”

Daar tegenover wordt er slechts in beperkte mate op de privacy van meneer Y inbreuk gemaakt, aangezien zijn DNA-materiaal uitsluitend zal worden gebruikt om de biologische afstamming van mevrouw X ten aanzien van hem vast te stellen. Mevrouw X wenst enkel bevestiging van de biologische realiteit. Zij streeft geen juridische band na.

Tevens is de voor een DNA-onderzoek noodzakelijke inbreuk op de fysieke integriteit zeer gering. De speekselafname met een wattenstaafje is namelijk een uiterst minieme aantasting van iemands grondrecht die dient te worden afgewogen tegen het fundamenteel recht van mevrouw X om met zekerheid te weten wie haar biologische vader is.

Download het persbericht

Download PDF

Meer weten over dit onderwerp?

Contacteer onze experten of bel +32 (0)2 747 40 07
Alain De Jonge

Alain De Jonge

Partner