- Insolventierecht
- corona , coronavirus , continuïteit van de onderneming , ondernemingsbemiddelaar , minnelijk akkoord , gerechtelijke reorganisatie
Onder druk van de coronacrisis neemt de overheid verschillende maatregelen om de bedrijven en de tewerkstelling te ondersteunen. Er zijn de fiscale en sociale maatregelen, de tijdelijke werkloosheidsregelingen, financiële ondersteuning vanwege de overheid, het akkoord met de financiële sector om betalingsuitstel te geven.
Tijdens de eerste coronagolf was er algemene opschorting ingevoerd voor alle ondernemingen die getroffen zijn door de coronamaatregelen. Deze maatregel liep op 17 juni 2020 ten einde.
Met de tweede coronagolf wordt deze maatregel terug ingevoerd voor een (hernieuwbare) periode van 24 december 2020 tot eind januari 2021.
Het akkoord met de financiële sector voorziet dat betalingsuitstel wordt gegeven aan levensvatbare bedrijven en zelfstandigen die geconfronteerd worden met betalingsproblemen als gevolg van de corona crisis. Nieuwe kredieten worden toegestaan onder de bijzondere garantieregeling.
We verwijzen hiervoor naar ons artikel "Coronacrisis en staatswaarborg".
Een belangrijk woord is "levensvatbaar", en wat eronder begrepen zal worden.
Op 24 april 2020 verscheen een KB nr 15 dat ondernemingen tijdelijk beschermt tegen bewarend en uitvoerend beslag en faillietverklaring (en gerechtelijke ontbinding) en de ontbinding van overeenkomsten wegens wanbetaling. Deze regeling liep af op 17 juni 2020.
Deze maatregel werd opnieuw ingevoerd voor een (verlengbare) duur van 24 december 2020 tot 31 januari 2021.
Deze nieuwe tijdelijke opschorting van middelen die tot insolventie kunnen leiden, is echter enkel van toepassing op de ondernemingen die verplicht gesloten zijn omwille van de coronacrisis. Dat is een verschil met de opschorting in de eerste coronagolf.
Dit moratorium geldt dus enkel voor de ondernemingen die voldoen aan de volgende voorwaarden:
Opgelet! Dit betekent niet dat de verplichting wegvalt om opeisbare schulden te betalen.
Er kan geen bewarend of uitvoerend beslag worden gelegd en geen enkel middel van tenuitvoerlegging worden aangewend of voortgezet op de goederen van ondernemingen, voor hun schulden.
Een uitzondering wordt gemaakt voor onroerende goederen waarop bewarend en uitvoerend beslag gelegd kan worden en voor zeeschepen en binnenschepen waarop nog bewarend beslag kan gelegd worden.
Tijdens de opschorting kunnen ondernemingen niet op dagvaarding failliet verklaard worden of, indien ze een rechtspersoon zijn, gerechtelijk ontbonden worden.
Evenmin kan een overdracht onder gerechtelijk gezag van het geheel of een deel van haar activiteiten bevolen worden.
Faillietverklaring of gerechtelijke ontbinding blijft wel mogelijk wanneer deze gebeuren op initiatief van het openbaar ministerie of een voorlopige bewindvoerder die door de voorzitter van de ondernemingsrechtbank is aangesteld.
Faillietverklaring of gerechtelijke ontbinding blijft ook nog mogelijk wanneer de gedagvaarde onderneming er zelf mee instemt.
De betalingstermijnen opgenomen in een reorganisatieplan dat gehomologeerd werd voor of na de inwerkingtreding van dit KB, worden verlengd met een duur gelijk aan die van de verleende opschorting.
Zulks kan leiden tot een verlenging van de maximumtermijn van vijf jaar voor de uitvoering van het reorganisatieplan en van de maximumtermijn van de opschorting in dat kader.
Overeenkomsten die gesloten werden voor de inwerkingtreding van het KB kunnen niet eenzijdig of gerechtelijk worden ontbonden wegens een wanbetaling van een geldschuld die opeisbaar is onder die overeenkomst.
Deze bepaling is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten.
Deze bepaling doet geen afbreuk aan de verplichting opeisbare schulden te betalen, noch aan de gemeenrechtelijke contractuele sancties zoals ondermeer de exceptie van niet-uitvoering, de schuldvergelijking en het retentierecht.
Zij laat de toepassing van de Wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten onverlet.
Zij raakt evenmin aan de verplichtingen van de werkgevers.
Elke belanghebbende partij kan aan de Voorzitter van de ondernemingsrechtbank vragen om na te gaan of een onderneming valt onder het toepassingsgebied van dit KB en deze opschorting eventueel geheel of gedeeltelijk op te heffen.
Deze mogelijkheid wordt voorzien om misbruiken te voorkomen. De vordering wordt ingesteld door middel van een dagvaarding en behandeld zoals in kort geding en bij voorrang boven alle andere zaken.
De voorzitter van de ondernemingsrechtbank houdt bij zijn beslissing rekening met de omstandigheden van de crisis en de mate waarin deze de betrokken onderneming getroffen hebben.
Meer bepaald gaat hij daarbij na of de omzet of activiteit van de schuldenaar ten gevolge van de coronacrisis sterk gedaald is, of er volledig of deels beroep is gedaan op economische werkloosheid en of de overheid bevel heeft gegeven tot sluiting van de onderneming van de schuldenaar. Hij houdt daarbij ook rekening met de belangen van de verzoeker.
Indien de faillissementsvoorwaarden vervuld zijn als het gevolg van de coronacrisis, geldt er een opschorting voor de schuldenaar om aangifte van faillissement te doen, gedurende de opschortingstermijn van dit KB.
Hierbij wordt geen afbreuk gedaan aan de mogelijkheid voor de schuldenaar om aangifte van faillissement te doen.
Nieuwe kredieten - ook deze van leveranciers - die tijdens de duur van de opschorting verstrekt worden aan beschermde ondernemingen, worden beschermd tegen een later faillissement. Hetzelfde geldt voor de zekerheden die voor deze kredieten gesteld worden of andere handelingen die verricht worden ter uitvoering ervan.
Daarbij komt nog dat de verstrekkers van deze nieuwe kredieten niet aansprakelijk kunnen gesteld worden enkel en alleen omdat de nieuwe kredieten de continuïteit van het geheel of een gedeelte van de activa of van de activiteiten van de schuldenaar niet daadwerkelijk mogelijk hebben gemaakt.
Bedrijven die niettegenstaande het uitstel van betaling dat de banken zullen toekennen of die geconfronteerd zullen worden met een weigering tot financiering of tot uitstel van betaling vanwege banken en schuldeisers, hebben nog altijd het juridisch instrumentarium van de insolventiewetgeving ter beschikking om hen in staat te stellen hun bedrijf te redden (ondersteund door de opschorting bepaald in het KB nr 15 (zie punt 2)).
We geven hierna een kort overzicht van de mogelijkheden:
Bedrijven en ondernemers in moeilijkheden kunnen aan de voorzitter van de rechtbank vragen om een ondernemingsbemiddelaar aan te duiden, die hen kan bijstaan bij het reorganiseren, zowel binnen als buiten de procedure van een gerechtelijke reorganisatie.
Bedrijven en ondernemers in moeilijkheden kunnen aan minstens twee, meer of alle schuldeisers een (buitengerechtelijk) minnelijk akkoord voorstellen. Dit kan eventueel in samenspraak met een ondernemingsbemiddelaar.
De partijen zijn volledig vrij om de inhoud van hun akkoord te bepalen.
Maar er moet aan de volgende voorwaarden voldaan worden:
Dit akkoord moet worden neergelegd in een register.
Wanneer de continuïteit van een bedrijf (vennootschap of zelfstandige) onmiddellijk of op termijn bedreigd wordt, kan deze de procedure van gerechtelijke reorganisatie opstarten.
Deze procedure laat toe om de continuïteit van de onderneming in haar geheel of gedeeltelijk te behouden.
Van zodra de procedure wordt ingeleid bij de rechtbank en zolang deze geen uitspraak heeft gedaan, kan de onderneming niet failliet worden verklaard of gerechtelijk ontbonden. Er kan ook geen enkele gedwongen uitvoering gebeuren, zoals een openbare verkoop.
De beslissing van de rechtbank om de procedure tot gerechtelijke reorganisatie te openen en de opschorting toe te kennen, heeft verschillende gevolgen die er allemaal op gericht zijn de onderneming ademruimte te bieden, zonder ze daarom onbeperkte vrijgeleide te geven. De onderneming kan zich niet zomaar aan al haar verplichtingen onttrekken, en ook de schuldeisers en contractpartijen behouden bepaalde rechten.
Hierna volgen enkele van de belangrijkste gevolgen en beschermingsmaatregelen, die niet onvoorwaardelijk zijn, en waarvoor in sommige gevallen de rechtbank moet tussenkomen:
Maar, anderzijds wordt door de opschorting geen einde gesteld aan de lopende overeenkomsten. Deze blijven van kracht en moeten worden uitgevoerd, zoals overeengekomen. Onder bepaalde voorwaarden kan iedere contractpartij deze overeenkomsten opzeggen. De onderneming in moeilijkheden heeft onder bepaalde voorwaarden het recht om de uitvoering van deze overeenkomsten te schorsen.
Evenmin worden de overeenkomsten met opeenvolgende prestaties, inbegrepen deze waar een contractuele rente verschuldigd is, opgeschort voor wat betreft de prestaties na de opening van de procedure. Specifiek, blijven leningen en hun betalingsverplichtingen ononderbroken verder lopen.
Dit geldt eveneens voor de fiscale en sociaalrechtelijke heffingen en schulden. Deze worden niet opgeschort.
De procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft als doel de continuïteit van de onderneming te bestendigen, maar het is ook geen vrijgeleide. Schuldeisers behouden bepaalde rechten, en kunnen nog altijd minstens een deel van hun vordering en de eventuele (contractuele) schade recupereren.
Hebt u betalingsproblemen of worden uw facturen niet betaald ingevolge de coronacrisis, aarzel niet ons te contacteren op +32 (0)2 747 40 07 of via CoronaTaskforce@seeds.law.
Lees ook