- Lynn Pype - Griet Verfaillie
- bescherming van persoonlijke informatie , recht om vergeten te worden , persoonlijke informatie wissen , zoekmachines , auteur , redacteur , Richtlijn 95/46/EC , internet gebruiker
Het Europees Hof van Justitie heeft geoordeeld dat elk individu het recht heeft op vergetelheid. Maar is het wel zo gemakkelijk om dit principe in de praktijk om te zetten ?
Google is het startpunt geworden van de zoektocht naar informatie over wie dan ook.
Velen hebben de reflex om elke nieuwe persoon, die komt solliciteren, waarmee onderhandeld wordt of
waarmee er louter kennis is gemaakt, te googelen.
De nieuwsgierigheid naar iemands persoon, maakt van Google een dankbare zoekmachine.
Niet altijd is de informatie die via Google opgerakeld wordt even onschuldig en Google zorgt ervoor
dat dit niet vergeten wordt.
De rechtspraak erkende reeds het recht om vergeten te worden. Voor het eerste kan dit worden
opgelegd aan een online zoekmachine die de informatie weergeeft in haar zoekresultaten, in plaats
van aan de auteur of uitgever van de informatie zelf.
Het Europees Hof van Justitie heeft met haar arrest van 13 mei 2014 geoordeeld dat een individu
zijn recht om vergeten te worden mag uitoefenen tegen Google.
Elkeen mag dus van de zoekmachine eisen dat zijn naam niet aan de resultaten van de zoekopdracht
verbonden wordt.
Elkeen mag van de zoekmachine eisen dat zijn naam niet aan de resultaten van de zoekopdracht verbonden wordt
De feiten die aan dit arrest voorafgingen vertellen het verhaal van de heer Gonzalez, wiens
eigendom 16 jaar geleden via een openbare verkoop werd verkocht. Deze gebeurtenis maakt het
voorwerp uit van een krantenartikel van een Spaans dagblad, dat via een zoekopdracht op zijn naam
steeds tevoorschijn kwam.
De heer Gonzalez beschouwde dit als een inbreuk op zijn privéleven en heeft een procedure gestart
om zijn naam te wissen of te maskeren uit de Google zoekresultaten. De Spaanse Audiencia Nacional
heeft hierop verschillende vragen gesteld aan het Europees Hof van Justitie betreffende de
interpretatie van de Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van
persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens.
Het Hof heeft geantwoord dat de activiteiten van Google, waarbij persoonsgegevens gepubliceerd
worden op het internet, verzameld, geordend en bewaard worden op de servers en verstrekt worden aan
gebruikers in de vorm van een resultatenlijst, beschouwd kunnen worden als een verwerking van
persoonsgegevens in de zin van de richtlijn.
Het Hof vervolgde dat de exploitant van de zoekmachine de vereisten van de Richtlijn 95/46 moet
respecteren, aangezien de activiteit van de zoekmachine de grondrechten op het privéleven
aanzienlijk kunnen aantasten.
Nu het Hof de Richtlijn 95/46 van toepassing heeft verklaard op de activiteiten van Google, is het
de vraag of het individu beroep kan doen op artikelen 12 en 14 van de Richtlijn en zich verzetten
tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens.
Google argumenteerde dat de betrokkene zich moet richten tot de redacteur van de betrokken
webpagina.
Er mag niet vergeten worden dat persoonsgegevens mogen verwerkt worden voor historische,
statistische of wetenschappelijke doeleinden. Niettemin mogen persoonsgegevens in dit verband niet
langer bewaard worden, dan nodig voor de verwezenlijking van deze doeleinden. Bovendien voorziet de
richtlijn in een specifieke uitzondering voor de verwerking van persoonsgegevens in het kader van
journalistieke doeleinden.
Het Hof oordeelde dat, hoewel de informatie destijds rechtmatig verwerkt werd, de opneming in
Google niet langer gerechtvaardigd is, wanneer deze informatie niet langer dienend is voor het doel
waarvoor het in de eerste plaats werd verwerkt.
Het Hof maakt hier een belangenafweging tussen de rechten van de betrokkene en de rechten van
het publiek. Het stelt dat een inmenging in de rechten van de betrokkene toegelaten is, wanneer dit
omwille van bijzondere redenen gerechtvaardigd wordt, zoals de rol die hij gespeeld heeft in het
openbare leven en dus het belang van het publiek om toegang te krijgen tot informatie over diens
persoon.
Het Hof maakt hier een belangenafweging tussen de rechten van de betrokkene en de rechten van het publiek
Het probleem is dat deze afweging ontzettend moeilijk te maken is. Immers, wanneer zijn bepaalde
feiten niet meer relevant en vanaf wanneer kan het recht om vergeten te worden uitgeoefend worden?
Op dit moment moet de aanvraag om bepaalde informatie te wissen via Google gebeuren, waarbij Google
beslist of er aan de voorwaarden voldaan is, zonder dat deze voorwaarden duidelijk zijn. Google zal
dus oordelen of de informatie betreffende die persoon al dan niet relevant is. Gelet op het gebrek
aan criteria in dit verband, zal dit geen evidente opdracht worden en is het maar de vraag of
Google uit voorzichtigheid eerder zal oordelen ten voordele van het individu of dat zij eerder het
recht op toegang tot en verspreiding informatie zal ondersteunen.
Bovendien is het maar de vraag of dit arrest haar uitwerking zal kennen. In Europa wordt gebruik
gemaakt van aangepaste Google pagina’s, zoals Google.be, Google.fr, Google.es, etc. Zolang de
Europese internetgebruiker kan surfen naar Google.com, die op Amerikaanse servers is geplaatst, zal
hij wellicht nog steeds toegang hebben tot de informatie die “vergeten” is in Europa.
Het spreekt dan ook voor zich dat dit dilemma hiermee niet beëindigd is en dat deze rechtspraak
voer zal geven tot verdere discussies.