Analyse
Op 5 oktober 2017 werd het wetsontwerp tot wijziging van de wet van 12 mei 2014 betreffende de
gereglementeerde vastgoedvennootschappen (de "GVV-wet") goedgekeurd door de Kamer en ter
bekrachtiging voorgelegd aan de Koning.
Het wetsontwerp - zoals aangenomen in plenaire vergadering van de Kamer dd. 5 oktober 2017, en
binnenkort wet - wijzigt in de eerste plaats de bestaande regeling voor openbare en institutionele
gereglementeerde vastgoedvennootschappen.
Hoewel de GVV-wet van recente datum is, wenst de wetgever een aantal hervormingen door te voeren
die ertoe moeten leiden dat de gereglementeerde vastgoedvennootschappen (de "GVV’s") over
de nodige instrumenten beschikken om het vastgoed van andere institutionele en professionele
marktspelers te activeren.
Daarnaast introduceert het wetsontwerp een nieuw categorie van gereglementeerde
vastgoedvennootschappen, met name de gereglementeerde vastgoedvennootschap met sociaal oogmerk.
1ste hervorming: wijzigingen met betrekking tot de openbare en de institutionele GVV
De eerste reeks aanpassingen zijn erop gericht om:
(i) bepaalde beperkingen van het GVV-statuut, die in de praktijk vaak als belemmerend werden
ervaren, te verhelpen, gecombineerd met;
(ii) een uitbreiding van de toegelaten activiteiten van de GVV tot de "asset class"
"Infrastructuur"; en
(iii) het verzekeren van een "level playing field" met het gespecialiseerd
vastgoedbeleggingsfonds.
- Nieuwe "asset class" toegankelijk voor de GVV’s
De toegestane activiteiten van de GVV’s worden uitgebreid naar de infrastructuursector, zodat
deze in de toekomst ook kan deelnemen aan o.a. DBFM(O)-contracten, concessies en andere
PPS-vormen, (hernieuwbare) energie (projecten), netwerken en nutsvoorzieningen.
- Versoepeling van de controlevereiste
Op vandaag kunnen openbare gereglementeerde vastgoedvennootschappen (de "OGVV’s") en
andere marktpartijen reeds op structurele wijze samenwerken in zgn. "institutionele
gereglementeerde vastgoedvennootschappen" (de "IGVV’s"). Dit waren tot op heden
dochtervennootschappen van de OGVV’s die onder de (exclusieve of gezamenlijke) controle van de
OGVV staan, en waarin institutionele en professionele partijen kunnen participeren.
Tot op heden hebben slechts drie van de 17 OGVV’s één of meerdere dochtervennootschappen die de
vorm van een IGVV hebben aangenomen. Dit toont aan dat de huidige regels die de IGVV beheersen,
niet tegemoetkomen aan de wensen van de markt.
Het wetsontwerp schrapt nu de vereiste dat een OGVV de exclusieve of gezamenlijke controle moet
hebben over de IGVV en voegt in plaats daarvan een minimale deelnemingsdrempel in van 25% in het
kapitaal van de IGVV (hetzij rechtstreeks, hetzij onrechtstreeks). Deze maatregel is erop gericht
om de samenwerking tussen de OGVV’s en de andere marktspelers te vergemakkelijken en te
benaarstigen.
Tegelijk bepaalt het wetsontwerp dat de reële waarde van de deelnemingen die de OGVV houdt in
dergelijke niet-gecontroleerde IGVV’s, niet hoger mag zijn dan 50% van de reële waarde van de
geconsolideerde activa van de betrokken OGVV.
- Deelneming van natuurlijke personen aan IGVV’s
Het wetontwerp biedt eveneens de mogelijkheid aan natuurlijke personen om effecten aan te houden
die werden uitgegeven door een IGVV. Het minimale bedrag van de inschrijving (bij
kapitaalverhoging) of van de prijs of tegenprestatie (bij verwerving) in hoofde van de verkrijger
natuurlijke persoon zal worden bepaald bij KB.
- Verstrekken van een "level playing field"
De uitbreiding van de activiteiten naar de infrastructuursector noopt tot meer flexibiliteit wat
betreft de maximale schuldratio. De bestaande regelgeving voorzag in een maximale schuldgraad van
65%.
Onder welbepaalde omstandigheden zal het mogelijk worden om externe financiering in het kader van
infrastructuurwerken buiten beschouwing te laten bij de berekening van de schuldratio, om
zodoende de OGVV’s een "level playing field" te verstrekken in vergelijking met andere
verschaffers van eigen vermogen en achtergesteld krediet in het kader van projectfinanciering
voor PPS-projecten en projecten in (hernieuwbare) energie.
Daarnaast wordt erover gewaakt dat er een gezond "level playing field" wordt gecreëerd
tussen het GVV-statuut en het gespecialiseerd vastgoedbeleggingsfonds door de fiscale regels
gelijk te trekken.
2e hervorming: invoering van een nieuwe categorie van GVV: de GVV met sociaal oogmerk
De
activiteit van de nieuwe categorie van GVV’s dient zich te situeren op het vlak van de
vastgoedinfrastructuren die vereist zijn voor de sociale sector en de opvang van personen. Daarbij
wordt meer specifiek o.a. vastgoedinfrastructuur voor de gehandicaptenzorg, de ouderenzorg, de
kinderopvang, de jeugdzorg en het onderwijs geviseerd.
De doelstelling van de invoering van de GVV met sociaal oogmerk is de financiering van dergelijke
vormen van vastgoedinfrastructuur op een ruimere basis en, in voorkomend geval, door het publiek
mogelijk te maken via de toekenning van een soortgelijk fiscaal statuut als het huidige fiscaal
gunstig statuut van openbare en institutionele GVV’s.
Het sociaal oogmerk van deze investeringen wordt concreet gewaarborgd door een aantal specifieke
regels, die afwijken van de thans geldende "gemeenrechtelijke regeling" voor openbare
GVV’s. Een aantal van deze specifieke afwijkende regels worden hieronder kort toegelicht.
- Toegestane activiteiten
GVV’s met sociaal oogmerk mogen in beginsel uitsluitend onroerende goederen met een sociale
bestemming bezitten. Een dergelijke GVV kan eveneens als leasingnemer optreden en ook
optierechten op deze activa aanhouden. Het bezit van andere activa, zoals effecten, is niet
toegestaan. Op dit vlak is het wettelijk kader van deze GVV’s strenger dan voor de andere
GVV’s.
- Vennootschapsvorm
De GVV met sociaal oogmerk neemt verplicht de vorm aan van een CVBA met sociaal oogmerk. De
rechten van deelneming in een GVV met sociaal oogmerk mogen, in tegenstelling tot deze van de
openbare GVV, niet tot de verhandeling op de gereglementeerde markt worden aangeboden.
- Schuldratio en liquiditeit
Gelet op het feit dat de enige mogelijkheid voor de vennoten van een GVV met sociaal oogmerk om
hun aandelen te gelde te maken, de terugbetaling van die aandelen door de betrokken GVV is, zijn
de schuldratio en de liquiditeit erg belangrijk. Er moet immers worden op toegezien dat de
terugbetalingsverzoeken de voortzetting van de activiteiten van de vennootschap niet in het
gedrang brengen.
Om die reden zal de maximaal toegestane schuldratio bij KB worden bepaald, doch deze mag echter
wettelijk gezien niet meer bedragen dan 33% van de activa van de GVV met sociaal oogmerk. Dit
percentage ligt veel lager dan het geldende percentage voor de andere openbare GVV’s (i.e. 65%).
Gelet op het niet liquide karakter van een belegging in een GVV met sociaal oogmerk, kunnen er
bij KB grenzen worden gesteld aan het aanbieden van aandelen in een dergelijke GVV aan
retailbeleggers. Aandelen die het vast gedeelte van het kapitaal vertegenwoordigen mogen niet
worden aangeboden aan retailbeleggers.
Retailbeleggers kunnen steeds uittreden, in beginsel tegen ontvangst van de nominale waarde van
hun aandelen.
Hierbij aansluitend, voorziet de nieuwe regelgeving in de verplichte opbouw van een
liquiditeitsreserve via inhoudingen op de winst van de vennootschap. Het gaat hierbij om
jaarlijks één vijfde van het positief nettoresultaat tot het reservefonds één-vijfde van het
variabele gedeelte van het kapitaal heeft bereikt.
- Dividenduitkering
Net zoals dit het geval is voor de gewone GVV, geldt ook voor de GVV met sociaal oogmerk een
jaarlijkse minimale uitkering van 80% van de uitkeerbare winst. Deze uitkering blijft echter
onder voorbehoud van het maximale jaarlijkse rendement van 6%, zoals voorgeschreven in het
Wetboek van Vennootschappen betreffende de vennootschappen met sociaal oogmerk.
Het wetsontwerp werd op 5 oktober 2017 ter bekrachtiging voorgelegd aan de Koning. Het
wetsontwerp (dan wet) werd nog niet gepubliceerd, en zal in werking treden op de datum die wordt
bepaald door de Koning.
Meer weten over dit onderwerp?
Contacteer onze experten of bel +32 (0)2 747 40 07