News
Op 2 november 2012 oordeelde het Hof van Cassatie dat de sperperiode, zoals omschreven in het
oude artikel 53 §1 van de Wet Handelspraktijken van 14 juli 1991, strijdig is met de Europese
Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken (2005/29/EG).
De sperperiode is de periode die ingaat op 6 juni of op 6 december telkens tot het begin van de
solden, in de sector van kleding, schoenen en lederwaren. Hierbij is het verboden
prijsverminderingen aan te kondigen of te suggereren, en dit ongeacht het communicatiemiddel.
De sperperiode is dus volgens het Hof van Cassatie niet meer mogelijk.

De
Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken (2005/29/EG) verzet zich immers tegen nationale bepalingen
die op algemene wijze aankondigingen van prijsverminderingen en suggesties daarvan tijdens de
sperperiode verbieden, voor zover deze bepalingen de bescherming van de consument beogen. Aangezien
volgens het Hof van Cassatie de Belgische regeling omtrent de sperperiode uit de
Handelspraktijkenwet wel degelijk de bedoeling heeft om de consument te beschermen, valt deze
regeling aldus onder het toepassingsgebied van de Europese Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken
en is bijgevolg in strijd met de Richtlijn.
Dit arrest heeft veel ophef veroorzaakt, vooral bij de ondernemersorganisaties en
handelsfederaties.
Al gauw werd door de bevoegde Minister van Economie en Consumenten op 23 november besloten om de
sperperiode alsnog te behouden. De Minister en de andere anti-stemmen steunen zich daarvoor op het
argument dat het Hof van Cassatie zich over het oude artikel 53 §1 van de Handelspraktijkenwet van
14 juli 1991 heeft uitgesproken, terwijl dit artikel ondertussen werd vervangen door artikel 32 §1
van de Markpraktijkenwet van 6 april 2012.
Dit argument is weinig overtuigend.
Immers, het artikel 32 §1 is inhoudelijk quasi identiek aan het artikel 53 §1.
Het is niet zo dat er een nieuwe sperperiode regeling werd ingevoerd en de beweegredenen voor het
behoud van de sperperiode in de Marktpraktijkenwet zijn niet anders dan deze van in de oude
Handelspraktijkenwet. Zo blijkt uit de Parlementaire Voorbereidingen bij de Marktpraktijkenwet.
Ook de nieuwe wet poogt, naast het waarborgen van de concurrentie voor de KMO’s, de consumenten te
beschermen, en dan komt de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken weer om de hoek kijken.
De nieuwe regeling sperperiode zal evenmin de test aan de richtlijn doorstaan.
Met andere woorden, het arrest van het Hof van Cassatie van 2 november kan niet zomaar worden
genegeerd omwille van het niet zeer overtuigend argument dat het Hof zich over de oude regeling
uitsprak.
De saga omtrent de sperperiode zal duren tot de rechtspraak hierin verduidelijking brengt.