- Vennootschapsrecht en M&A , Insolventierecht
- Pieter Dierckx - Leo Peeters
- schuldeiser , betwiste schuldvordering , kapitaalherschikking , zekerheidsstelling , hoofdelijjke aansprakelijkheidsvordering , aandelen , kapitaal
Dit is ingevolge de wet van 22 november 2013 tot wijziging van het Wetboek van vennootschappen,
wat de waarborgen van de schuldeisers bij kapitaalherschikking betreft (de “Wet”). Deze wet trad in
voege op 26 december 2013.
Handelsvennootschappen kunnen hun kapitaal herschikken op verschillende manieren: zij kunnen :
Al deze ingrepen kunnen ertoe leiden dat het gemeenschappelijk onderpand van hun schuldeisers
afneemt.
Het Wetboek van vennootschappen (“W.Venn.” ) bevatte reeds een aantal bepalingen die de belangen
beschermen van schuldeisers van vennootschappen die een kapitaalherschikking doorvoeren.
Enerzijds kunnen de schuldeisers van elke vennootschap die deelneemt aan een kapitaalherschikking,
houdende een splitsing, een bijkomende zekerheidsstelling vragen voor schuldvorderingen die
ontstaan zijn voor de bekendmaking van de akte die de herstructurering doorvoert en die op dat
moment nog niet zijn vervallen.
Anderzijds blijven de verkrijgende vennootschappen hoofdelijk gehouden tot betaling van de zekere
en opeisbare schulden die bestaan op de dag dat voormelde akten zijn bekendgemaakt.
Deze beschermingsmaatregelen beogen een bescherming van schuldeisers die ofwel over een
“niet-vervallen schuldvordering” beschikken ofwel over een “zekere en opeisbare schuldvordering”
beschikken”.
Bij arrest van 14 oktober 2011 heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over de precieze
draagwijdte van het begrip “zekere en opeisbare schulden”. Het Hof van Cassatie heeft ter zake
geoordeeld dat een verbintenis die voortvloeit uit een voor hoger beroep vatbaar vonnis en die niet
voorlopig uitvoerbaar verklaard is, geen zekere en opeisbare schuld betreft. Hieruit volgt dat de
reeds bestaande beschermingsmechanismen, zoals voorzien in artikel 613 W.Venn.
(kapitaalvermindering NV), artikelen 684 en 686 W.Venn. (fusie en splitsingen), respectievelijk
artikelen 766 en 767 W.Venn. (inbreng van algemeenheid of bedrijfstak), niet kunnen worden
toegepast op schuldeisers met een schuldvordering die door de vennootschap in rechte wordt betwist,
zelfs indien deze betwisting achteraf volstrekt ongegrond zou blijken te zijn.
Een dergelijke stellinginname van het Hof van Cassatie leidde er dan ook toe dat de schuldeisers,
van wie de vordering betwist was, tot voor kort uit de boot vielen. Zij genoten geen bijzondere
bescherming. Het behoeft geen betoog dat voormeld arrest aan kritiek onderhevig was.
Middels
de nieuwe Wet, wenst de wetgever tegemoet te komen aan de kritiek op bovenvermeld arrest van het
Hof van Cassatie, en dit door de bescherming van schuldeisers van vennootschappen die deelnemen aan
een kapitaalherschikking uit te breiden naar vorderingen “waarvoor in rechte of via arbitrage een
bezwaar werd ingesteld voor de algemene vergadering die zich over de kapitaalherschikking dient uit
te spreken”.
In de praktijk zal de schuldeiser de vennootschap die een kapitaalherschikking wenst door te voeren
wellicht om een zekerheid verzoeken en zich, in geval van weigering, tot de rechtbank of het
scheidsgerecht wenden. Deze zal oordelen over de schijn van recht waarover de schuldeiser ten
aanzien van de vennootschap beschikt om een dergelijke zekerheid te eisen. Slechts in de mate
waarin deze schuldvordering gegrond lijkt, zal de rechter of de arbiter, al naargelang het geval,
de toekenning van een zekerheid toestaan.
Met deze wet wordt althans (deels) verholpen aan het precair karakter van de door het Wetboek van
vennootschappen voorziene bescherming van schuldeisers in geval van schuldherschikking.
De wijzigingen die deze Wet aanbrengt aan de artikelen 684 en 686 W.Venn. (fusie en splitsing),
alsook aan de artikelen 766 en 767 W.Venn. (inbreng van algemeenheid of van bedrijfstak) strekken
de schuldeisers (van betwiste schuldvorderingen) van alle vennootschappen met rechtspersoonlijkheid
(met uitzondering van de landbouwvennootschappen en de economische samenwerkingsverbanden) tot
voordeel.
In het geval van een kapitaalvermindering, lijkt het er daarentegen op dat enkel de schuldeisers
die een betwiste vordering hebben op een naamloze vennootschap of een commanditaire vennootschap op
aandelen (gewijzigd artikel 613 W.Venn. juncto artikel 657 W.Venn.) bijzondere bescherming
genieten. De Wet voorziet immers niet in een wijziging van de spiegelbepalingen voor besloten
vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid (artikel 317 W.Venn.) of coöperatieve
vennootschappen (artikel 426 W.Venn.).
Dit verschil in behandeling strookt niet met de ratio legis van de wet en dient o.i. dan ook zo
spoedig mogelijk te worden rechtgezet (wijziging artikelen 317 W.Venn. en artikel 426 W.Venn.).