Analyse
De verplichtingen in het kader van de pre-contractuele informatie bij commerciële
samenwerkingsovereenkomsten, zoals ingevoerd door de wet van 2005, werden met de codificatie van
het Wetboek van Economisch Recht op enkele essentiële punten versoepeld.
Sinds 31 mei 2014 is boek X van het Wetboek Economisch Recht van kracht (hierna WER).
Dit deel van het Wetboek bundelt de wetten die verschillende aspecten van de commerciële
distributie regelen, zoals de wet op de alleenverkoop, de handelsagentuur en de wet omtrent de
pre-contractuele informatie.
Het betreft echter meer dan een loutere codificatie van de wetten.
De pre-contractuele informatie verplichtingen zijn op enkele essentiële punten gewijzigd.
De
wet van 2005 betreffende de pre-contractuele informatie bij commerciële samenwerkingsovereenkomsten
regelde de pre-contractuele verhouding tussen partijen die een commerciële
samenwerkingsovereenkomst afsluiten.
Op grond van deze wet was de partij, die het recht verleent om bij de verkoop van producten of de
verstrekking van diensten een commerciële formule te gebruiken, onder een gemeenschappelijke
handelsnaam, uithangbord of bij de overdracht van knowhow, verplicht om bepaalde documenten over te
maken.
Indien deze verplichting niet werd nageleefd, had de andere partij het recht om de nietigheid van
de overeenkomst in te roepen binnen de 2 jaar na het sluiten van de overeenkomst. Dezelfde sanctie
gold voor het schenden van de stand-still periode van 1 maand na het overmaken van deze documenten.
Deze zware sanctie kon soms tot onredelijke situaties leiden. Het kon immers gebeuren dat een
partij beroep deed op de nietigheid, louter om aan haar eigen verplichtingen te kunnen ontsnappen.
De wetgever heeft dan ook bij de codificatie van de wet betreffende de pre-contractuele informatie,
van de gelegenheid gebruik heeft gemaakt om bepaalde wijzigingen door te voeren. De regels
betreffende de pre-contractuele informatieverplichting zijn nu opgenomen in titel 2, artikelen X.26
tot X.34 WER en verzachten enigszins de strenge bepalingen van de wet van 2005.
Vooreerst is er de wijziging van de definitie “commerciële samenwerkingsovereenkomst”. De wet van
2005 sprak van een overeenkomst tussen twee personen, die elk in eigen naam en voor eigen rekening
handelen.
Als gevolg van deze definitie was er discussie of handelsagentuur onder de toepassing van deze wet
konden gebracht worden. Handelsagenten handelen immers niet voor eigen naam of voor eigen rekening.
In de definitie van artikel I.11, 2° WER is de voorwaarde “in eigen naam en voor eigen rekening”
geschrapt, waardoor bij het sluiten van handelsagentuurovereenkomsten nu ook zonder twijfel
rekening moet gehouden worden met de verplichtingen betreffende pre-contractuele informatie.
Verzekeringsagentuurovereenkomsten of bankagentuurovereen-komsten zijn dan weer expliciet
uitgesloten.
Vervolgens is de nietigheidsanctie afgezwakt indien niet voldaan wordt aan het overmaken van de
pre-contractuele documenten.
De pre-contractuele informatieplicht houdt in dat degene die het recht verleent, twee documenten
moet overmaken aan degene die het recht verkrijgt.
- Het ene document bevat een uiteenzetting van de contractuele bepalingen van de
samenwerkingsovereenkomst,
- het andere document is veeleer een algemene toelichting van het distributienetwerk, de
marktsituatie en de financiële situatie van degene die het recht verleent.
De nietigheid kan nog steeds worden ingeroepen wanneer het document met de contractuele
bepalingen niet wordt overgemaakt.
Anderzijds, wanneer het afzonderlijk document betreffende de gegevens om een correcte beoordeling
te maken ontbreekt, onjuist of onvolledig is, moet er nu toepassing gemaakt worden van de leer van
de wilsgebreken. Met andere woorden, degene die het recht verkrijgt zal dus moeten bewijzen dat hij
gedwaald heeft bij het sluiten van de overeenkomst, wat niet eenvoudig zal zijn.
Belangrijker is dat artikel X.30, 4e lid WER voorziet in de mogelijkheid om afstand te doen van de
nietigheid. Dit kan pas gebeuren na het verstrijken van één maand na het sluiten van de
overeenkomst. Om geldig te zijn, moet degene die afstand doet uitdrukkelijk de oorzaken vermelden
waarom afstand wordt gedaan van de nietigheid.
Tenslotte bevatte de wet van 2005 een expliciet verbod om voor het verstrijken van de bedenktermijn
van een maand enige vergoeding te vragen. Dit verbod wordt in artikel X.27 genuanceerd. Onder het
huidige regime is het toegelaten om vergoedingen te verbinden aan vertrouwelijkheidsakkoorden.