Case
Uit een recent artikel uit De Tijd blijkt dat de gemiddelde aankoopprijs van een vakantiewoning in het buitenland in 2023 met 12% is gestegen tot 323.853 EUR (in vergelijking met 288.592 EUR in 2022).
Om hun investering nog meer te laten renderen, overwegen sommige eigenaars om hun vakantiewoning, veelal bemeubeld, te verhuren. Dit gebeurt dikwijls via een onlineplatform, zoals Airbnb.
Voor vakantiewoningen gelegen in het buitenland is het veelal zo dat de hieruit voortvloeiende huurinkomsten in hoofde van de Belgische eigenaar belastbaar zijn in het land waar de vakantiewoning is gelegen. Deze huurinkomsten zullen weliswaar ook moeten worden opgenomen in de Belgische belastingaangifte, maar kunnen genieten van een vrijstelling van Belgische belastingen (onder progressievoorbehoud). Deze verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen diverse landen is gebaseerd op zogenaamde dubbelbelastingverdragen.
Desondanks probeert de Belgische fiscus alsnog een graantje mee te pikken.
1. De Belgische fiscus organiseert momenteel een controleactie
Sinds 2021 zijn onlineplatformen, zoals Airbnb, verplicht om gegevens uit te wisselen met de Belgische fiscus. Op basis van deze gegevensuitwisseling heeft de Belgische fiscus een algemene controleactie opgestart.
Het uitgangspunt van deze controleactie bestaat erin dat in het geval van een bemeubelde verhuur, 40% van de ontvangen huurinkomsten toch in België belastbaar zijn als roerende inkomsten. Hieruit volgt dat de ontvangen huurinkomsten enkel ten belope van de overige 60% zouden kunnen genieten van een belastingvrijstelling in België.
Een dergelijke opsplitsing is gesteund op de Belgische fiscale wetgeving inzake de bemeubelde verhuur van een onroerend goed. De toepassing van deze opsplitsing op buitenlandse vakantiewoningen is echter in strijd met de dubbelbelastingverdragen.
2. Het standpunt van de Belgische fiscus is in strijd met de dubbelbelastinverdragen
In deze dubbelbelastingverdragen wordt immers uitgegaan van het algemene principe dat inkomsten die een inwoner van land A ontvangt uit onroerende goederen die gelegen zijn in land B, belastbaar zijn in land B. Daarbij wordt verduidelijkt dat de uitdrukking ‘onroerende goederen’ de betekenis heeft die daaraan wordt toegekend door het recht van het land waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. Tot slot wordt toegelicht dat ‘onroerende goederen’ in ieder geval de goederen omvatten die bij de onroerende goederen behoren.
Het recht van het land waar de desbetreffende goederen zijn gelegen, verwijst in de eerste plaats naar het interne belastingrecht van dat land. Bij gebreke aan een fiscale definitie kan ook een niet-fiscale definitie van dat land worden gebruikt.
Naar Belgisch recht is er bijvoorbeeld geen specifieke fiscale definitie van het begrip ‘onroerend goed’, met als gevolg dat de civielrechtelijke definitie gebruikt moet worden. Volgens die definitie kunnen goederen onroerend zijn uit hun aard, door incorporatie, door hun bestemming of door het voorwerp waarop zij betrekking hebben.
In gezaghebbende rechtsleer wordt als praktijkvoorbeeld van onroerende goederen door bestemming o.a. verwezen naar het meubilair van een residentieel onroerend goed. Hierbij wordt dan bevestigd dat indien het onroerend goed samen met het meubilair wordt verhuurd, het meubilair onroerend door bestemming wordt teneinde de economische eenheid van de exploitatie te bewaren.
Een gelijkaardige invulling van het begrip ‘onroerende goederen’, inclusief ‘onroerende goederen door bestemming’ wordt gehanteerd in diverse (veelal civielrechtelijke) Europese landen, waaronder bijvoorbeeld Frankrijk, Spanje, Italië en Portugal.
In het geval van een vakantiewoning die in één van deze landen is gelegen, zal de Belgische fiscus dus rekening moeten houden met de interne kwalificatie in deze landen van het mee verhuurde meubilair als zijnde onroerend (door bestemming). Ten overvloede kan daarnaast worden verwezen naar de verduidelijking in de dubbelbelastingverdragen dat de uitdrukking “onroerende goederen” in ieder geval de goederen omvatten die bij de onroerende goederen behoren.
Hieruit volgt dan dat de huurinkomsten die voortvloeien uit een buitenlandse vakantiewoning volledig belastbaar zijn in het land waar de vakantiewoning is en dat zij in België integraal moeten worden vrijgesteld van belastingen (onder progressievoorbehoud).
3. Eerste rechtspraak in het voordeel van de belastingplichtige
Dit standpunt werd reeds bevestigd door een vonnis dat betrekking heeft op een gemeubelde verhuur van een vakantiewoning in Griekenland. Onder verwijzing naar de Griekse fiscale wetgeving en het dubbelbelastingverdrag gesloten tussen België en Griekenland bevestigt dit vonnis dat Griekenland, en niet België, heffingsbevoegd is voor de huurinkomsten, ook deze die voortkomen uit het meubilair dat door de belastingplichtigen ter beschikking wordt gesteld aan de huurders.
Tegen dit vonnis werd evenwel hoger beroep ingesteld door de fiscus waardoor het Hof van Beroep te Brussel zich hierover zal moeten uitspreken. Het is algemeen geweten dat uitgerekend dit Hof kampt met een immense gerechtelijke achterstand waardoor deze uitspraak nog lang op zich zal laten wachten.
In de tussentijd krijgen de belastingcontroleurs de instructie om hun standpunt te handhaven en bijgevolg over te gaan tot een taxatie van 40% van de ontvangen buitenlandse huurinkomsten.
Belastingplichtigen die hiermee worden geconfronteerd hoeven zich hier evenwel niet bij neer te leggen.
Wenst u hierover meer informatie te ontvangen of wenst u te worden bijgestaan door de specialisten van Andersen ? Aarzel dan niet ons te contacteren op +32 (0)2 747 40 07 of via info@be.Andersen.com.