News
De Wet van 8 januari 2024 legt aan bepaalde vennootschappen en bijkantoren de verplichting op om een verslag inzake informatie over de inkomstenbelasting op te stellen en openbaar te maken.
Deze wet implementeert de Country-by-Country Reporting (CBCR) Richtlijn. Deze bevat transparantievoorschriften voor multinationale ondernemingen met betrekking tot de vennootschapsbelasting die zij betalen in lidstaten en jurisdicties buiten de Europese Unie.
Zij vormt een aanvulling op de wet tot invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen, die we reeds toelichtten in een eerder artikel. Deze laatste wet kan namelijk enkel haar doelstellingen bereiken (het garanderen van onder andere een effectief belastingtarief van 15 %) dankzij een optimale en betrouwbare transparantie, die zeker kan worden bereikt door verslaggeving per land.
1. Wie moet er voldoen aan de verslaggevingsverplichting?
Sinds 5 februari 2024 moeten bepaalde vennootschappen en bijkantoren een verslag over informatie betreffende de inkomstenbelasting opstellen en openbaar maken.
We geven hieronder kort weer wie zich moet houden aan deze verslaggevingsverplichting, en voor wie vrijstellingen van toepassing kunnen zijn.
1.1 Op zichzelf staande vennootschappen
De verslaggevingsverplichting is in eerste instantie gericht tot vennootschappen die geen deel uitmaken van een groep, namelijk de op zichzelf staande vennootschappen.
Om onder de verplichting te vallen, moeten deze vennootschappen een netto-omzet van meer dan 750 miljoen euro hebben gerapporteerd in elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren.
Op zichzelf staande vennootschappen die enkel onderworpen zijn aan het Belgische stelsel van inkomstenbelasting zijn vrijgesteld van de verplichting. Hetzelfde geldt voor kredietinstellingen en beursvennootschappen die op basis van specifieke regelgeving reeds een soortgelijk verslag hebben moeten opstellen en openbaar maken.
1.2 Belgische dochtervennootschappen binnen internationale groepen
Belgische dochtervennootschappen die deel uitmaken van een groep met een niet-Europese uiteindelijke moedervennootschap en die in elk van de laatste twee boekjaren een netto-groepsomzet van meer dan 750 miljoen euro hebben gerapporteerd, zijn eveneens onderhevig aan deze verslaggevingsverplichting.
Deze verplichting geldt evenwel niet voor Belgische dochtervennootschappen die overeenkomstig artikel 1:24 WVV (Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen) als een kleine vennootschap wordt beschouwd. Belgische dochtervennootschappen ontsnappen eveneens aan deze verplichting indien ofwel hun moederonderneming in een andere lidstaat ofwel de niet-Europese uiteindelijke moederonderneming reeds een dergelijk verslag heeft opgesteld en openbaar gemaakt.
1.3 Bijkantoren van niet-EU ondernemingen
De bijkantoren met een jaaromzet van minimaal 9 miljoen euro gedurende elk van de twee laatste opeenvolgende boekjaren vallen ook onder de verslaggevingsverplichting, mits ze opgericht zijn door een onderneming die niet valt onder het recht van een EU-lidstaat en deze onderneming (op zichzelf of op groepsniveau) gedurende elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren inkomsten van meer dan 750 miljoen euro hebben ontvangen.
Van belang is hier dat de jaaromzet van minimaal 9 miljoen euro enkel in hoofde van het bijkantoor moet zijn gerealiseerd.
Een bijkantoor is echter niet aan de verslaggevingsverplichting onderworpen indien haar uiteindelijke moederonderneming of op zichzelf staande onderneming reeds verplicht was om een verslag op te stellen en openbaar te maken.
1.4 De uiteindelijke moedervennootschap
Ten slotte is de Belgische uiteindelijke moedervennootschap die volgens de geconsolideerde jaarrekening in elk van de laatste twee opeenvolgende boekjaren een omzet van meer dan 750 miljoen euro heeft geboekt, ook gehouden tot de verslaggevingsverplichting.
De uiteindelijke moedervennootschap wordt evenwel vrijgesteld van deze verplichting indien zij, met inbegrip van haar dochtervennootschappen, verbonden ondernemingen, bijkantoren en haar vaste inrichtingen enkel onderworpen zijn aan het Belgische stelsel van inkomstenbelastingen en dus geen belastingplichtige van een andere fiscale jurisdictie zijn. Hetzelfde geldt indien de uiteindelijke moedervennootschap of een hiermee verbonden vennootschap een kredietinstelling of een beursvennootschap is die reeds een soortgelijk verslag heeft opgesteld en openbaar gemaakt.
2. Op welke informatie heeft de verslaggevingsverplichting betrekking?
De informatie in het verslag heeft betrekking op de identiteit van de verslaggevingplichtige onderneming en eventueel een lijst van alle dochterondernemingen die zijn opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de uiteindelijke moederonderneming. Daarnaast dient o.a. een beschrijving van de aard van de activiteiten, het aantal werknemers en diverse financiële informatie opgenomen te worden in het verslag.
De vorm en de inhoud van het verslag zal worden vastgelegd bij Koninklijk Besluit.
3. Hoe en wanneer moet worden voldaan aan de verslaggevingsverplichting?
Het bestuursorgaan is verantwoordelijk voor het opstellen van het verslag. Dit verslag moet vervolgens binnen twaalf maanden na de afsluiting van het boekjaar worden ingediend bij de Nationale Bank van België en gepubliceerd op de website van de vennootschap of het bijkantoor.
Bovendien moet in het verslag van de commissarissen worden vermeld of de vennootschap al dan niet is onderworpen aan de verslaggevingsverplichting en, zo ja, of zij hieraan heeft voldaan.
De verslaggevingsverplichting moet voor het eerst worden nageleefd voor het boekjaar dat een aanvang neemt op of na 22 juni 2024. Voor vennootschappen waarvan het boekjaar gelijkloopt met het kalenderjaar zal het eerste verslag bijgevolg moeten worden opgemaakt over het boekjaar dat een aanvang neemt op 1 januari 2025.
4. Welke sancties staan er op de niet-naleving?
In het geval van de niet-nakoming van deze verplichtingen zijn er sancties voorzien. De leden van het bestuursorgaan en de personen die met het bestuur van een vestiging in België zijn belast kunnen een geldboete opgelegd krijgen van 50,00 tot 10.000,00 euro. Bij aantoonbaar bedrieglijk opzet kan zelfs een gevangenisstraf van één maand tot één jaar worden uitgesproken.
Wenst u hierover meer informatie te ontvangen of bijgestaan te worden door de specialisten van Seeds of Law? Aarzel dan niet ons te contacteren op +32 (0)2 747 40 07 of via info@seeds.law.