- Intellectueel Eigendomsrecht - Privacy , Handels - en Economisch Recht
- Jan Vanbeckevoort - Griet Verfaillie
- bescherming , Richtlijn (EU) 2016/943 , bedrijfsgeheim
In een vorig
artikel werd reeds ingegaan op de achtergrond en belangrijkste krijtlijnen van de Richtlijn
(EU) 2016/943 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie
(bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (hierna:
“de richtlijn”).
Huidig deel 2 gaat in op de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen die de richtlijn voorziet
voor de houder van een bedrijfsgeheim.
Van zodra een bedrijfsgeheim openbaar is gemaakt, is het voor de houder van een bedrijfsgeheim
onmogelijk om de situatie te herstellen van vóór het verlies ervan.
Daarom voorziet de richtlijn in snelle en onmiddellijke rechtsmiddelen.
Het kan gaan om voorlopige en bewarende maatregelen of definitieve maatregelen die moeten worden
uitgesproken door een rechter.
Met de nieuwe richtlijn zal de houder van een bedrijfsgeheim beschikken over een extra tool om
te kunnen optreden, lees een verbod op te leggen, tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en
openbaar maken van zijn bedrijfsgeheim.
De richtlijn spreekt over het instellen van een vordering op burgerlijk vlak (dus niet
strafrechtelijk).
De richtlijn stelt dat de "rechtmatige houder" van het bedrijfsgeheim een vordering
kan instellen.
Naar onze mening sluit dit niet uit dat de eigenaar kan overeenkomen om deze bevoegdheid mede toe
te kennen aan de licentiehouder of andere personen die rechtmatig houder zijn van het
bedrijfsgeheim.
De houder van een bedrijfsgeheim draagt de bewijslast om zijn vordering te staven zodat de rechter
met een voldoende mate van zekerheid kan oordelen over het bestaan van een schending.
Het spreekt voor zich dat de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen moet worden gehandhaafd
tijdens en na de gerechtelijke procedure.
De richtlijn voorziet dat de houder van een bedrijfsgeheim een gemotiveerd verzoek kan indienen om
het geclaimde bedrijfsgeheim niet te laten gebruiken of openbaar te maken of specifieke maatregelen
te nemen om de vertrouwelijkheid te bewaren.
Zo moet minstens de mogelijkheid bestaan om:
Deze zijn:
Deze verplichting houdt wel op indien:
De voorlopige en bewarende maatregelen zijn:
Daarbij dient de rechter rekening te houden met de specifieke omstandigheden van het geval, zoals:
De houder van het bedrijfsgeheim zal na het verzoek tot voorlopige en bewarende maatregelen verplicht worden om een gerechtelijke procedure ten gronde in te leiden binnen een redelijke termijn, die is bepaald door de rechtbank of, indien dit niet gebeurd is, binnen een termijn van maximaal 20 werkdagen of 31 kalenderdagen.
Naast een schadevergoeding, kan de houder van het bedrijfsgeheim verzoeken om een of meer
definitieve maatregelen tegen een inbreukmaker.
Definitieve maatregelen zijn onder meer:
De richtlijn voorziet expliciet in de mogelijkheid om een dwangsom op te leggen indien de bewarende of definitieve maatregelen niet worden gerespecteerd.
Voor een derde persoon te goeder trouw kan op diens verzoek het betalen van een geldelijke schadeloosstelling volstaan indien afdwinging van voorlopige en definitieve maatregelen hem disproportioneel veel schade zou toebrengen en de geldelijke schadeloosstelling bevredigend lijkt.
Houders van bedrijfsgeheimen krijgen het recht om een passende schadevergoeding te eisen van een
inbreukmaker die wist of had moeten weten dat hij bezig was met het onrechtmatig verkrijgen,
gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim.
Het komt er voor de houder van een bedrijfsgeheim op aan om zijn schade zoveel mogelijk te
objectiveren.
Dit is nodig omdat omwille van het immateriële karakter van het bedrijfsgeheim, feitelijke schade
moeilijk te bepalen is.
Er moet rekening worden gehouden met alle passende factoren om het bedrag van de schadevergoeding
vast te stellen.
Zo kan men zich bijvoorbeeld baseren op de negatieve economische gevolgen: winstderving; de door de
inbreukmaker onrechtmatig gemaakte winst; het (forfaitair) bedrag aan royalty’s of vergoedingen
verschuldigd indien de inbreukmaker toestemming zou gehad hebben.
Ook andere dan economische factoren kunnen hiervoor dienen, zoals bijvoorbeeld de toegebrachte
morele schade.
In een arbeidsrelatie voorziet de richtlijn dat lidstaten de aansprakelijkheid voor schade van
werknemers tegenover hun werkgevers kunnen beperken indien zij zonder opzet handelen.
De verjaringstermijn voor vorderingen mag maximaal zes jaar bedragen.
Indien de eis van de houder van het bedrijfsgeheim kennelijk ongegrond of te kwader trouw is, dan kan de rechter de verweerder of benadeelde derde een schadevergoeding toekennen en de eiser sancties opleggen waaronder het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak.
Met deze nieuwe richtlijn beschikt de houder van een bedrijfsgeheim over een extra tool om te
kunnen optreden tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van zijn
bedrijfsgeheim.
De vervulling van de voorwaarden van de reeds eerder besproken uniforme definitie van
“bedrijfsgeheim” zal daarbij als leidraad dienen om de slaagkans van een procedure voor de
rechtbank in te schatten.
De voorgestelde maatregelen vertonen gelijkenissen met de eerder ingevoerde Handhavingsrichtlijn
van intellectuele eigendomsrechten (Richtlijn 2004/48/EG). maar bij een mogelijke overlapping van
rechtsmiddelen heeft de nieuwe besproken richtlijn voorrang.
De richtlijn geldt enkel op burgerrechtelijk gebied zodat het niet uitgesloten is dat lidstaten op
strafrechtelijk gebied aanvullende sancties opleggen aan inbreukmakers. Een en ander op voorwaarde
dat deze sancties consistent zijn met de uitzonderingen en rechtmatige verkrijging van
bedrijfsgeheimen in deze richtlijn.
De tekst van de nieuwe richtlijn (EU) 2016/943 vindt u hier.