- Intellectueel Eigendomsrecht - Privacy , Handels - en Economisch Recht
- Jan Vanbeckevoort - Griet Verfaillie
- bescherming , Richtlijn (EU) 2016/943 , bedrijfsgeheim
Op 15 juni 2016 werd Richtlijn (EU) 2016/943 van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan (hierna: “de richtlijn”) gepubliceerd.
Deze richtlijn moet zorgen voor een sterkere bescherming van bedrijfsgeheimen voor EU-bedrijven
tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van bedrijfsgeheimen in de interne
markt en tegelijkertijd voldoende waarborgen voorzien om misbruik ervan te voorkomen.
Hieronder vallen onder andere handelsinformatie, klantenlijsten, bedrijfsmodellen, marktonderzoek
en bedrijfsprocessen. Het is evident dat van zodra zulke informatie openbaar wordt gemaakt, de
waarde ervan verloren gaat.
In een eerder
artikel op onze website werd reeds het opzet van het toenmalige voorstel van richtlijn uit 2013
beschreven waarvan u de tekst hier kunt raadplegen.
Deze richtlijn neigt naar een minimum harmonisatie zodat lidstaten, mits naleving van een aantal
bepalingen, mogen voorzien in een ruimere bescherming van bedrijfsgeheimen.
De EU-lidstaten krijgen tot uiterlijk 9 juni 2018 om de bepalingen uit de richtlijn om te zetten in
hun nationale wetgeving.
We bespreken de nieuwe richtlijn in twee delen. In dit deel 1 wordt dieper ingegaan op de
inhoudelijk belangrijkste krijtlijnen. Een volgend artikel (Deel 2) gaat in op de procedurele
aspecten die de richtlijn voorziet voor een houder van een bedrijfsgeheim.
Innovatieve bedrijven zijn steeds meer blootgesteld aan oneerlijke praktijken die gericht zijn
op het onrechtmatige gebruik van bedrijfsgeheimen.
Het gaat hier onder meer om diefstal, kopiëren zonder toestemming, economische spionage of inbreuk
op vertrouwelijkheidsvereisten door een andere partij zoals een werknemer, een vakbond, een
concurrent, een journalist, een derde persoon (al dan niet te goeder trouw), zowel van binnen als
buiten de EU.
Recente ontwikkelingen, zoals globalisering, toegenomen uitbesteding, langere toeleveringsketens en
een ruimere toepassing van informatie- en communicatietechnologie, dragen bij aan dit toenemend
risico van deze praktijken.
Op dit ogenblik hanteren de EU-lidstaten in hun nationaal recht een verschillend “gefragmenteerd”
beleid voor de bescherming van bedrijfsgeheimen.
In de meeste lidstaten, waaronder ook België, wordt gebruik gemaakt van een amalgaam aan wetgeving
via het arbeidsrecht, contractenrecht, aansprakelijkheidsrecht, mededingingsrecht, specifieke
wetgeving over databanken, privacy recht, intellectueel eigendomsrecht en strafrecht.
Met de nieuwe richtlijn en de invoering van een uniforme definitie van
"bedrijfsgeheim" zal de houder van een bedrijfsgeheim kunnen optreden tegen het
onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken van zijn bedrijfsgeheim.
Het gaat om een extra tool buiten mogelijk andere reeds aanwezige intellectuele eigendomsrechten.
In tegenstelling tot bijvoorbeeld het merkenrecht is het echter niet de bedoeling om exclusieve
rechten te creëren.
Na de omzetting zal volgende definitie van bedrijfsgeheim in de hele EU gelden.
Bedrijfsgeheim is informatie die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:
a) de informatie is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en
ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor
personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende soort informatie;
b) de informatie bezit handelswaarde omdat zij geheim is; en
c) de informatie is door de persoon die rechtmatig daarover beschikt onderworpen aan redelijke
maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden.
(nadruk gelegd door de redactie)
Het gaat meestal om een combinatie van verschillende soorten technische en commerciële
informatie. Technische bedrijfsgeheimen zijn onder andere tekeningen en ontwerpen, prototypes,
productieprocessen, niet octrooieerbaar of niet geoctrooieerde uitvindingen, know-how, formules of
recepten, genetisch materiaal en geuren. Onder commerciële bedrijfsgeheimen kunnen onder andere
consumenten en leveranciers lijsten, zakelijke methoden en strategieën, en kosten- en
prijsinformatie vallen.
In de praktijk moet worden nagegaan of aan elk van de drie voorwaarden van de definitie van
"bedrijfsgeheim" wordt voldaan.
De informatie mag niet “algemeen bekend” zijn.
Het is dus mogelijk dat informatie die slechts bekend is in een selecte groep van personen als
geheim kan beschouwd worden.
Alledaagse informatie valt niet onder de definitie van een bedrijfsgeheim. De richtlijn
verduidelijkt dat het gaat om knowhow, bedrijfsinformatie en technologische informatie, wanneer er
zowel (i) een legitiem belang is bij het vertrouwelijk houden ervan als (ii) een legitieme
verwachting ten aanzien van het bewaren van deze vertrouwelijkheid.
Niet alle informatie die strikt genomen onder deze noemer van "geheim" valt, wordt
beschouwd als bedrijfsgeheim. De richtlijn voorziet immers in een rechtmatig gebruik van informatie
(zie punt 3) als in uitzonderingen (zie punt 5).
De bescherming van bedrijfsgeheimen geldt ook voor het verrichten van diensten.
In de praktijk wordt dit zeer ruim geïnterpreteerd. De richtlijn geeft een aantal voorbeelden.
Een bedrijfsgeheim moet worden geacht handelswaarde te bezitten wanneer het onrechtmatig
verkrijgen, gebruiken of openbaar maken daarvan schadelijk zou kunnen zijn voor de houder van het
bedrijfsgeheim.
Dat is het geval wanneer daardoor afbreuk wordt gedaan aan: het wetenschappelijk en technisch
potentieel; de zakelijke of financiële belangen; de strategische posities of het
concurrentievermogen van die persoon.
De richtlijn geeft geen uitleg over wat "redelijke maatregelen" precies inhoudt zodat
deze derde voorwaarde in de praktijk ongetwijfeld aanleiding zal geven tot de meeste juridische
onzekerheid.
Het moet niet gaan om "super-redelijke" maatregelen die rusten op de houder van het
bedrijfsgeheim maar anderzijds mag er ook niet licht over heen worden gegaan.
Juridisch gezien spreken we van een inspanningsverbintenis; met name, een verbintenis om als houder
van een bedrijfsgeheim naar best vermogen als een goed huisvader in dezelfde omstandigheden
geplaatst, te voorzien in technische en contractuele maatregelen.
Een belangrijke parameter is het proactief beoordelen van het gedrag van de houder van het
bedrijfsgeheim. Net zoals in het merkenrecht de verplichting geldt om het geregistreerde merk, op
straffe van verval, te gebruiken, moet voor bedrijfsgeheimen worden nagegaan of het
"slachtoffer" van een inbreukmaker wel degelijk redelijke maatregelen heeft genomen om
het bedrijfsgeheim "geheim" te blijven houden.
Redelijke maatregelen zouden kunnen zijn:
In de praktijk lijkt dit afhankelijk van bedrijf tot bedrijf en zal er voor start-ups of kleine
en middelgrote ondernemingen een andere mate van redelijkheid worden verwacht dan voor een
multinationale onderneming.
Op dit ogenblik beschikken we echter nog niet over richtlijnen. Het Bureau voor intellectuele
eigendom van de EU (EUIPO) zal uiterlijk op 9 juni 2021 een eerste verslag opmaken.
We benadrukken de verplichting om de bedrijfsgeheimen ook "geheim te houden", lees de
verplichting om "mee te zijn" met risico’s die gepaard gaan met het gebruik van
bedrijfsgeheimen via het internet in een snel evoluerende informatie- en
communicatietechnologie.
Ter bevordering van innovatie en concurrentie, moet onafhankelijke ontdekking of knowhow van
informatie mogelijk blijven.
Reverse engineering via observatie, onderzoek, demontage of testen van een rechtmatig verkregen
product wordt beschouwd als rechtmatig, tenzij contractueel anders is overeengekomen. De vrijheid
tot het aangaan van dergelijke contractuele regelingen kan wel worden beperkt.
Werknemers mogen gebruik maken van informatie die geen bedrijfsgeheim is, alsook hun ervaringen en
vaardigheden die ze op eerlijke wijze tijdens de normale uitoefening van hun functie hebben
opgedaan. De richtlijn legt ook geen beperking op aan het recht van de sociale partners om
collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten.
Tenslotte wordt iedere andere praktijk die, gezien de omstandigheden, in overeenstemming is met
eerlijke handelspraktijken, beschouwd als rechtmatig.
Met de nieuwe richtlijn zullen houders van bedrijfsgeheimen het recht hebben om een burgerlijke
vordering in te stellen bij de nationale rechter tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of
openbaar maken van hun bedrijfsgeheim.
Wordt als onrechtmatig beschouwd:
De verkrijging van een bedrijfsgeheim zonder toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim door middel van:
Het gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim wanneer dit, zonder toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim, wordt verricht door een persoon die aan een van de volgende voorwaarden voldoet:
Het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim of produceren, aanbieden, in de handel brengen of gebruiken, importeren, exporteren of opslag van inbreukmakende goederen voor die doeleinden, wanneer een persoon wist of, gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim direct of indirect werd verkregen van een andere persoon die het op onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte (vereiste van goede trouw).
Enerzijds is het voor een bedrijf nuttig om rechtszekerheid te bekomen voor de
kennisuitwisseling en het klimaat waarin zij met bedrijfsgeheimen omgaan binnen de EU.
Anderzijds, mag dit geen beperking zijn van het aan de kaak stellen van wangedrag, onrecht of
illegale activiteiten.
Dit kwam ook naar voren tijdens debatten in het Europees Parlement in april 2016 waar werd verwezen
naar de recent ophefmakende dossiers zoals LuxLeaks, Dieselgate en de Panama Papers en het gevaar
op repercussies voor de positie van klokkenluiders ("whistle-blowers"), journalisten en
vakbonden met de slagzin dat "immorele activiteiten immers niet altijd gelijk staan aan
illegaal".
De richtlijn benadrukt echter ook expliciet in uitzonderingen op de bescherming van bedrijfsgeheim.
Met name wanneer de openbaarmaking te goeder trouw het openbaar belang dient, het consumentenrecht,
de volksgezondheid, de milieubescherming, de mobiliteit van werknemers en voornamelijk het recht op
vrijheid van meningsuiting, inclusief het journalistiek bronnengeheim en de klokkenluiders.
We verwelkomen de introductie van een uniforme definitie van "bedrijfsgeheim" hetgeen
zorgt voor meer samenhang en duidelijkheid in de EU en ongetwijfeld de rechtszekerheid voor
bedrijven, werkzaam binnen de EU, versterkt.
Op deze manier beschikken bedrijven immers over een extra tool buiten de reeds aanwezige
intellectuele eigendomsrechten om bescherming te genieten waar voorheen geen duidelijk rechtskader
voorhanden was binnen de EU.
Ondanks het feit dat de richtlijn benadrukt dat het niet om exclusieve rechten gaat -
onafhankelijke ontdekking van dezelfde knowhow en reverse engineering blijven immers mogelijk en
rechtmatig – signaleren we toch ook mogelijke (negatieve) bijwerkingen.
Zo bestaat er een reële kans op een chilling effect waar bedrijven of andere belanghebbenden uit
schrik voor een potentiële vordering voor schending van "bedrijfsgeheimen" bepaalde
informatie minder snel delen, met nadelige gevolgen voor innovatie en vrije concurrentie.
Alhoewel bedrijfsgeheimen geen intellectuele rechten zijn, neigt de gebruikte terminologie in de
richtlijn naar intellectuele eigendomsrechten met onder meer de termen "inbreukmaker" en
"inbreukmakende goederen" en het feit dat het Bureau voor intellectuele eigendom van de
EU (EUIPO) werd aangesteld om huidige richtlijn te evalueren.
Tenslotte blijft het gekozen rechtsinstrument een richtlijn die moet worden omgezet naar het
nationale recht in alle EU-lidstaten. Dit betekent dat elk vaag begrip - zoals bijvoorbeeld de
derde voorwaarde van "redelijke maatregelen" uit de definitie van bedrijfsgeheim - door
elke nationale rechter verschillend kan worden geïnterpreteerd zodat het niet onrealistisch is dat
uiteindelijk het Europees Hof van Justitie hierover klaarheid zal moeten scheppen.
In elk geval kan het voor ondernemingen in het kader van de huidige richtlijn, opportuun zijn om
anticipatief samen met hun raadsman de immateriële activa in het bedrijf te screenen voor wat
betreft intellectuele eigendom en toegang tot bedrijfsgeheimen.
In Deel 2 wordt dieper ingegaan op de procedurele aspecten die de richtlijn voorziet voor een
houder van een bedrijfsgeheim.
De tekst van de nieuwe richtlijn (EU) 2016/943 vindt u hier.