- Arbeidsrecht en Sociale Zekerheidsrecht
- Leila Mstoian - Marcel Houben
- staking , recht tot staken , uitoefening van het recht tot staken , posting , picketing , blokkering van de openbare weg , wegblokkering
Een gentlemen's agreement tussen werkgevers en vakbonden is niet meer nodig van zodra de partijen ermee stoppen het recht tot staken en de wijze waarop dat recht wordt uitgeoefend ten onrechte met elkaar te vermengen.
Recent ontstond er heel wat commotie in de media omdat de sociale partners er niet in slaagden
om hun gentlemen’s agreement omtrent de uitoefening van het stakingsrecht aan te passen. Dat gaf de
aanzet aan een aantal politici om zich onmiddellijk in de media op te dringen om hun zegje te doen.
Maar, hebben we echt een dergelijk gentlemen’s agreement nodig?
Het recht om te staken is – rechtstreeks of onrechtstreeks – erkend in een aantal internationale
documenten, waaronder het Europees Sociaal Handvest en het Handvest van de grondrechten van de EU.
Terwijl de Belgische wetgeving geen dergelijke rechtstreekse erkenning inhoudt, aanvaardt de
Belgische rechtsorde dat het recht om te staken minstens impliciet aanvaard is in het Belgisch
recht.
Dus, terwijl het recht om te staken in se niet (meer) in vraag wordt gesteld in België, kunnen
er verhitte discussies ontstaan als gevolg van de wijze waarop dit recht wordt uitgeoefend door de
werknemers en de aanvallen die gericht zijn op de wijze waarop het recht om te staken wordt
uitgeoefend, worden al te vaak – volgens ons, onterecht – afgeschilderd door de vakbonden als
aanvallen op het stakingsrecht zelf.
En dat is wanneer de meningsverschillen tussen beide kampen onoverbrugbaar dreigen te worden.
Een deel van het probleem is, zonder enige twijfel, het feit dat de vakbonden geen
rechtspersoonlijkheid hebben in België. Als gevolg hiervan, kunnen de vakbonden in België niet
juridisch aansprakelijk worden gesteld. De vakbonden zijn hier heel gevoelig over en neigen zelfs
bijna agressief te worden van zodra iemand er zelfs aan denkt om dat punt op te werpen.
In een poging om de dingen min of meer in de hand te houden, hebben de werkgeversorganisaties en de
vakbonden enige jaren geleden een gentlemen’s agreement gesloten omtrent de wijze waarop het recht
om te staken uitgeoefend wordt enerzijds, en anderzijds, de wijze waarop de werkgevers (re)ageren
in geval van een staking.
Bij wijze van voorbeeld, de vakbonden hebben beloofd om zich naar best vermogen in te spannen en
erop toe te zien dat de openbare orde niet zou verstoord worden (het blokkeren van wegen) en dat de
stakers de niet-stakende werknemers niet zouden beletten om te werken.
De werkgeversorganisaties, anderzijds, beloofden om hun leden-werkgevers niet aan te sporen om een
eenzijdig verzoek in te dienen bij de rechtbank om zo te pogen een gerechtelijke verbod te
verkrijgen tegen de staking.
Ondanks dit gentlemen’s agreement, liepen (nationale) (stakings)acties, georganiseerd door de
vakbonden in de loop van voorbije jaren, meer en meer uit de hand. Als een voorbeeld bij uitstek,
kan er verwezen worden naar de blokkering van een snelweg op het einde van vorig jaar met zeer
ernstige gevolgen.
De sociale partners hebben de gesprekken heropend in een poging om het gentlemen’s agreement aan te
passen. Helaas, hebben zij gefaald.
Wederzijdse verwijten werden heftig geuit in de media: de vakbonden beweerden dat de
werkgeversorganisaties te veel eisen stelden, die zouden kunnen resulteren in een verregaande
beknotting van hun vakbondsrechten. De werkgeversorganisaties beweerden anderzijds dat de positie
van de vakbonden volstrekt onredelijk was omdat ze weigerden om illegale acties te bannen.
Maar, moet dit allemaal zo moeilijk zijn?
Naar onze mening niet, op voorwaarde dat aanvaard wordt dat er een duidelijk onderscheid moet
worden gemaakt tussen het recht om te staken en de wijze waarop dat recht wordt uitgeoefend.
Het recht om te staken is het recht van werknemers om collectief, tijdelijk, het werk
overeenkomstig de arbeidsovereenkomst, te onderbreken om druk uit te oefenen op de werkgever (of
een groep van werkgevers) om toegevingen te doen met betrekking tot arbeidszaken en het recht om
door de werkgever niet te worden gesanctioneerd omwille van deze onderbreking.
Dat recht houdt niet in dat er enig geweld aan te pas komt. In elk geval, een gentlemen’s agreement
is niet nodig om geweld tegen te gaan.
Het recht om te staken houdt ook niet in dat werknemers, die wel verkiezen om te werken, daarin worden tegengehouden
Bij wijze van voorbeeld, om het blokkeren van openbare wegen tegen te gaan, is er een
burgemeester nodig, die de politieke moed heeft, als hoofd van de politie van zijn gemeente,
bevelen te geven aan de politiediensten – indien nodig, met de steun van de federale politie – om
de wegblokkeringen op te heffen met alle middelen die redelijkerwijs nodig zouden zijn.
Het recht om te staken houdt ook niet in dat werknemers, die wel verkiezen om te werken, worden
tegengehouden om zulks te doen.
Weliswaar, is dit een delicater punt: stakingsposten zijn in het algemeen aanvaard als een
toegelaten onderdeel van de uitoefening van het stakingsrecht. Alhoewel, de grens tussen
stakingsposten en het fysiek tegenhouden van werknemers opdat ze de werkruimten niet zouden kunnen
betreden, is een dunne grens. Daarenboven, worden stakingspiketten vaak geïnstalleerd op het
privéterrein van de werkgever. En dit gegeven maakt het moeilijk, zo niet onmogelijk, voor de
publieke autoriteiten om tussen te komen.
De idee, die tijdens de publieke debatten aan bod kwam, dat de vakbonden een contactpersoon zouden
aanduiden in geval van staking, naar wie de werkgever zich zou kunnen wenden om zulke zaken te
bespreken en op te lossen, lijkt een goed idee te zijn.
Men zou kunnen stellen dat de aanduiding van zulk contactpersoon niet nodig lijkt, aangezien de
secretaris van de vakbond duidelijk de aangewezen contactpersoon is voor de werkgever.
Als dit correct is, zou een bepaling, die vereist dat de vakbonden een dergelijke contactpersoon
aanduiden, en de daadwerkelijke formele aanduiding van een dergelijke contactpersoon, ongetwijfeld
meer gewicht en impact geven aan die contactpersoon.
Daar kan aan worden toegevoegd, dat het betamelijk zou zijn om een persoon aan te duiden, andere
dan de vakbondssecretaris, die als contactpersoon normaal met de werkgever handelt, omdat in geval
van een staking, de relatie tussen de werkgever en de betrokken vakbondssecretaris
hoogstwaarschijnlijk reeds vertroebeld is.
In ieder geval, de aanduiding van een contactpersoon biedt geen oplossing voor alle gevallen.
De vraag stelt zich hier hoe vanuit praktisch oogpunt een contactpersoon zou worden aangesteld in
geval van een nationale staking.
Bovendien, deze persoon juridisch aansprakelijk maken ten aanzien van de werkgever met betrekking
tot alle schade als gevolg van illegale wijzen van uitoefening van het stakingsrecht, zoals
voorgesteld door sommige politici, is – zonder twijfel – een brug te ver binnen de sfeer van de
Belgische collectieve arbeidsverhoudingen.
Zulke onrealistische suggesties zijn niet bevorderlijk voor oplossingen die ten goede komen aan het
Belgisch investeringsklimaat. Integendeel, ze bemoeilijken onnodig zulke oplossingen.
Politiek realisme is even belangrijk als politieke moed.