- Intellectueel Eigendomsrecht - Privacy
- Lynn Pype - Griet Verfaillie
- benaming , vennootschapsnaam , familienaam , merk , product , dienst , handelsnaam
Hier stelt zich de vraag in welke mate het gebruik van de eigennaam beschermd wordt of kan
worden en in welke mate derden dit zouden kunnen verhinderen.
Enerzijds kan de familienaam als handelsnaam worden aangewend, anderzijds is het mogelijk om de
familienaam als merk te deponeren. De keuze van de bescherming die men aan de eigennaam wenst vast
te knopen, zal afhankelijk zijn van de functie die de naam moet hebben in het economisch verkeer.
In andere woorden, indien de onderneming eerder zichzelf kenbaar wenst te maken in het
handelsverkeer, dan zal zij opteren voor het gebruik van de eigennaam als handelsbenaming. Beoogt
zij daarentegen specifieke producten of diensten onder haar naam op de markt te brengen, dan dient
de familienaam als merk gedeponeerd te worden. Uiteraard is de combinatie van beide eveneens
mogelijk.
Tenslotte is het niet ondenkbaar dat een derde met dezelfde eigennaam eveneens het plan heeft
opgevat om zijn activiteiten hieronder uit te voeren. Het is dan maar de vraag of de eerste
gebruiker of merkhouder dit kan verhinderen of in welke mate dit gedoogd moet worden.
Ingevolge artikel 65 W.Venn. dient elke vennootschap een naam te voeren die verschillend is van andere vennootschappen. Op basis van dit zelfde artikel kan iedere belanghebbende de naamswijziging van de vennootschap vragen die handelt in strijd met dit artikel. Voor de inwerkingtreding van dit artikel was het een NV echter verboden om een eigennaam van een van de aandeelhouders als vennootschapsnaam te hanteren. In de praktijk bleek nochtans dat niemand zich hieraan hield, waardoor de wetgever van dit verbod is afgestapt. Niettemin dient het onderlijnd te worden dat het gebruik van de familienaam bij andere vormen van vennootschappen, zoals de commanditaire vennootschap, nog steeds aan bepaalde regels is onderworpen.
Een handelsnaam wordt gedefinieerd als de benaming waaronder een handelsonderneming gekend is,
en waaronder zij dus handel voert. Het is als het ware het eerste uithangbord van de onderneming.
Een wettelijke benaming kan dan ook in beginsel worden aangewend in het maatschappelijk leven, en
dus zeker als handelsnaam. Het recht op bescherming van de handelsnaam ontstaat door het eerste
gebruik dat van de handelsnaam wordt gemaakt, zonder dat vereist is dat er in dit verband enige
formaliteit wordt verricht. De eigennaam krijgt op dat moment een economische functie. Dit heeft
als gevolg dat het zelfs kan overgedragen worden.
In principe is het perfect mogelijk dat een concurrent met dezelfde naam hieronder handel voert.
Het gebruik van de familienaam kan enkel worden beperkt indien er gevaar voor verwarring ontstaat.
Het criterium dat in dit verband wordt aangewend is het verwarringsgevaar in hoofde van het
publiek, waarbij drie risicofactoren in beschouwing worden genomen, namelijk de gelijkenis tussen
de benamingen zelf, de aard van de commerciële activiteit en het territorium waarop ze wordt
uitgeoefend.
De laatste gebruiker dient bijgevolg de handelsbenaming aan te vullen met voldoende elementen om
verwarringsgevaar in hoofde van het publiek te voorkomen en dient er zich van te onthouden
elementen te gebruiken die reeds voorkomen in de handelsbenaming van de eerste gebruiker. Bij de
beoordeling moet gelet worden op de gelijkenis tussen de handelsbenamingen en de totale indruk die
de benamingen opwerken. In dit verband werd reeds geoordeeld dat de toevoeging “& Zonen” hier
niet automatisch toe volstaat.
Kortom, een handelaar is gerechtigd zijn familienaam te gebruiken als handelsnaam, mits de nodige
maatregelen worden genomen om elke verwarring met identieke benamingen te vermijden.
Waar een handelsnaam eerder fungeert als uithangbord van de onderneming, wordt een merk
aangewend als identificatie voor bepaalde producten of diensten. Net zoals een eigennaam als
handelsnaam gebruikt kan worden, kan het tevens als merk geregistreerd worden. Dit impliceert
echter wel dat de naam aan de regels van het merkenrecht moet beantwoorden om van de bescherming te
kunnen genieten. De eigennaam moet bijgevolg een onderscheidend vermogen bezitten.
In de praktijk is het niet ondenkbaar dat verschillende personen met dezelfde eigennaam deze willen
aanwenden om hun producten of diensten op de markt te brengen.
Opdat dit mogelijk zou blijven, werd voorzien dat de houder van een merk niet het recht heeft zich
te verzetten tegen het gebruik door een derde van diens naam in het economisch verkeer. In principe
is het dus niet mogelijk om het gebruik van een eigennaam te monopoliseren, louter door het als
merk te beschermen.
Enkele regels moeten weliswaar in acht worden genomen. Eerst en vooral moet het effectief de naam
van de desbetreffende derde zijn. Het kan immers als onrechtmatig beschouwd worden indien andermans
naam als merk wordt gedeponeerd. Vervolgens is opnieuw het verwarringscriterium van toepassing. De
indruk mag niet gewekt worden dat er een commerciële band bestaat tussen de gebruiker van die naam
en de merkhouder. Bovendien moet de gebruiker erover waken dat er geen ongerechtvaardigd voordeel
wordt getrokken uit het onderscheidend vermogen of de reputatie van het merk.
Indien deze principes gerespecteerd worden, is men gerechtigd de familienaam naar believen te
exploiteren.