- Leila Mstoian - Marcel Houben
De toepasbare uurroosters moeten worden vastgelegd in het arbeidsreglement. Deze werkroosters
kunnen variëren van categorie tot categorie, maar zijn in principe gedurende het hele jaar van
toepassing.
De regelgeving aangaande de arbeidsduur heeft reeds sedert 1993 afwijkingen van dit principe
toegestaan. Alternatieve werkroosters konden, waar dit nodig werd geacht, geïmplementeerd worden en
op alternatieve wijze toegepast. Hierbij moest rekening gehouden worden met diverse feitelijke
omstandigheden, zoals werklast en dergelijke.
Deze systemen worden doorgaans "kleine flexibiliteit" genoemd.
Deze "kleine flexibiliteit" kon worden ingevoerd door :
Voorheen was het bij de invoering van de "kleine flexibiliteit" bij een collectieve
arbeidsovereenkomst op ondernemingsniveau, vereist dat de overeenkomst werd ondertekend door alle
vakbonden die vertegenwoordigd zijn in de vakbondsafvaardiging.
Deze vereiste is door de wet afgeschaft. Bijgevolg is het niet meer mogelijk dat één enkele vakbond
de introductie van het systeem op ondernemingsniveau blokkeert.
Een andere vereiste met betrekking tot de "kleine flexibiliteit" is dat de gemiddelde
wekelijkse arbeidsduur moet worden gerespecteerd binnen een bepaalde periode, die als een
referteperiode dient, en dat het maximum aantal werkuren tijdens die periode moet worden
gerespecteerd.
De betrokken partijen konden de duur van die referteperiode zelf bepalen zonder dat deze periode de
termijn van één jaar mocht overschrijden. Deze referteperiode wordt nu vastgelegd door de wet: in
principe betreft het een kalenderjaar of enige andere periode van 12 opeenvolgende maanden.
Afwijkingen van dit één jaar-principe zijn uitdrukkelijk uitgesloten.
De verschillende werkroosters moeten in het arbeidsreglement opgenomen worden. De invoering van
het systeem "kleine flexibiliteit" bij collectieve arbeidsovereenkomst, vereist dus
automatisch dat het arbeidsreglement gewijzigd wordt. Dergelijke wijzigingen zijn in principe
onderworpen aan de speciale procedure zoals bepaald in de wet op de arbeidsreglementen.
De nieuwe regelgeving voorziet in uitzonderingen op de vereiste van het naleven van de
wijzigingsprocedure:
In een notendop, de voornaamste vernieuwingen in deze context zijn de referteperiode van één jaar en de afschaffing van de mogelijkheid van één enkele vakbond om de invoering van het systeem van "kleine flexibiliteit" tegen te houden.