Analyse
De wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij
handelstransacties werd recentelijk gewijzigd bij wet van 22 november 2013 (B.S. 10 december 2013)
en dit als gevolg van de omzetting van de Europese Richtlijn 2011/7/EU door de Belgische wetgever.
De nieuwe wet trad in werking op 16 maart 2013.
Deze wet waarborgt sedert een aantal jaren de rechten van de ondernemingen tegen slechte
betalers.
De gewijzigde wet beoogt voornamelijk een aantal onvolkomenheden in de oude wet te verduidelijken
en voorziet in strengere regels inzake betalingsachterstand van overheidsinstanties.
De voornaamste wijzigingen betreffen de invoering van een bijkomende forfaitaire schadevergoeding,
de verhoging van de referentie-intrestvoet, de invoering van een expliciete afbakening van de
betalingstermijnen en strengere regels inzake de betalingstermijnen ingeval van handelstransacties
tussen ondernemingen en overheidsinstanties.
1. Betalingstermijnen
De wetgever heeft voorzien in een onderscheid tussen de handelstransacties tussen ondernemingen
onderling enerzijds en deze tussen ondernemingen en overheidsinstanties, waarbij de schuldenaar
een overheidsinstantie is, anderzijds.
Net als de oude wet, voorziet de nieuwe wet tussen ondernemingen onderling een betalingstermijn van
30 dagen vanaf de ontvangst van de factuur, een gelijkwaardig verzoek tot betaling of de ontvangst
van goederen of diensten.
Het is de ondernemingen onderling toegestaan om hiervan contractueel af te wijken. Echter, indien
de contractueel bepaalde termijn een kennelijk onevenwicht tussen de rechten en de plichten van de
partijen zou scheppen ten nadele van de schuldeiser, kan de rechter controleren of de bepaling
kennelijk onbillijk is.
Bij schuldvorderingen van ondernemingen op overheden zijn de mogelijkheden om van de wettelijke
termijnen af te wijken veel beperkter en strenger.
De wettelijke termijn bedraagt eveneens 30 dagen en afwijkingen tot maximum 60 dagen zijn slechts
mogelijk mits deze uitdrukkelijk worden bedongen.
Indien er geen termijn overeengekomen wordt, bedraagt deze dus automatisch 30 dagen. Hierop geldt
een uitzondering; voor de overheidsdiensten, die gezondheidszorgen verstrekken, geldt de wettelijke
betalingstermijn van 60 dagen.
Daarnaast wordt door de gewijzigde wet in procedures voorzien voor de aanvaarding of verificatie
van de conformiteit van de leveringen van goederen of diensten met de overeenkomst. Deze kunnen
maximaal 30 dagen in beslag nemen vanaf de datum van ontvangst van de goederen of diensten,
behoudens een uitdrukkelijk overeengekomen afwijking die niet kennelijk onbillijk is ten aanzien
van de schuldeiser. Deze genuanceerde regel, afkomstig van de richtlijn, is vooral bedoeld voor
bijzonder complexe contracten die tussen partijen worden gesloten.
Belangrijk om noteren is dat de vernieuwde wet slechts geldt tussen ondernemingen en overheden in
de mate dat de specifieke bepalingen van de regelgeving inzake overheidsopdrachten op het vlak van
de algemene uitvoeringsregels niet van toepassing zijn.
2. Intresten en schadevergoeding
De oude wet liet steeds toe om de toe te passen intrestvoet en de schadevergoeding contractueel
te bepalen. Doorgaans werden deze bedongen in de algemene voorwaarden van de schuldeiser. De wet
tot bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties werd in de rechtspraak slechts
toegepast indien er contractueel niets voorzien was tussen partijen.
Thans wordt de referentie-intrest verhoogd met 1 %, hetzij 8 % boven de ECB-rente.
Het bedingen van een contractuele intrestvoet is ingevolge de nieuwe wet enkel mogelijk bij
handelstransacties tussen ondernemingen onderling en niet meer tussen ondernemingen en overheden,
waar hoe dan ook de wettelijke intrest voor betalingsachterstand van toepassing zal zijn.
Ondanks het feit dat de wet van 22 november 2013 slechts in het Belgisch Staatsblad is verschenen
op 10 december 2013, is deze al van toepassing vanaf 16 maart 2013. Concreet betekent dit dat de
verhoogde referentie-intrestvoet ook van toepassing is voor alle handelstransacties die vanaf dan
werden gesloten, vernieuwd of verlengd.
De intrestvoet, van toepassing in geval van betalingsachterstand bij handelstransacties in
uitvoering van overeenkomsten die werden afgesloten voor 16 maart 2013, bedraagt :
- In het eerste semester van 2013 : 8 %
- In het tweede semester van 2013 : 7,50 %
- In het eerste semester van 2014 : 7,50 %
De intrestvoet, van toepassing in geval van betalingsachterstand bij handelstransacties in
uitvoering van overeenkomsten die vanaf 16 maart 2013 werden gesloten, vernieuwd of verlengd,
bedraagt :
- Vanaf 16 maart tot 30 juni 2013 : 9 %,
- In het tweede semester 2013 : 8,50 %
- In het eerste semester van 2014 : 8,50 %
De ECB-rentevoet bedroeg tot 30 juni 2013 0,75 %, vanaf 1 juli 2013 0,50 %, en vanaf 1 januari
2014 0,25 %.
3. Invorderingskosten
Bij laattijdige betaling heeft de schuldeiser voortaan van rechtswege en zonder
ingebrekestelling recht om een forfaitaire vergoeding van 40 euro aan te rekenen voor eigen
invorderingskosten, ongeacht het bedrag van de hoofdsom.
Het wettelijk forfait verhindert de aanspraak van de schuldeiser op andere contractuele
schadevergoedingen niet, zolang ze niet onbillijk zijn.
Naast de intresten en de forfaitaire schadevergoeding heeft de schuldeiser ook het recht op een
“redelijke schadeloosstelling voor alle andere invorderingskosten”. De wet specificeert deze
schadevergoeding niet maar stelt dat rechtsplegingvergoeding in ieder geval hieronder valt.
4. Onbillijke clausule
Het begrip “onbillijke clausule”, die tevens opgenomen was in de vorige wet wordt in de nieuwe
wet nader toegelicht. Zo worden de contractuele clausules die de betaling van intresten en een
schadevergoeding uitsluiten beschouwd als onbillijk.
Het onbillijk karakter van een contractueel beding zal door de rechter worden beoordeeld en
voorgelegd ter herziening.
5. Besluit
Door de omzetting van de Europese Richtlijn heeft men getracht om het concurrentievermogen en de
financiële toestand van de ondernemingen te versterken door het creëren van een gunstiger
betalingsklimaat.
De nieuwe wet vormt alvast een pluspunt voor de Belgische ondernemingen die bijkomende juridische
instrumenten krijgen om te handelen tegen hun schuldeisers en in het bijzonder tegen overheden waar
de betaling van schuldvorderingen van ondernemingen tot nu toe steeds problematisch was.
Doch zijn deze verbeteringen slechts het rechtstreeks gevolg van het toezicht van de Europese
wetgever en biedt de nieuwe wet nog steeds verschillende mogelijkheden (“achterpoorten”) om
betaling uit te stellen.
Bovendien zijn verschillende bepalingen en begrippen, opgenomen in de wet, voor interpretatie
vatbaar, hetgeen nog steeds zal zorgen voor rechtsonzekerheid bij ondernemers.