- Vennootschapsrecht en M&A , Handels - en Economisch Recht
- Mathieu Maniet - Leo Peeters
- mededingingsautoriteit , actie tot schadevergoeding , auditoraat , mededingingscommissie
Deze bedrijven hebben tussen 2002 en 2007 deelgenomen aan gecoördineerde verhogingen van de
verkoopprijzen aan consumenten voor drogisterij-, parfumerie- en hygiëneproducten.
Deze beslissing is beschikbaar op de website van de Belgische mededingsautoriteit.
Het doel van dit artikel is om een licht te werpen op de procedure inzake transacties waartoe het
auditoraat de mogelijkheid heeft aan de ene kant en de mogelijkheid voor de slachtoffers van deze
praktijken om een schadevergoeding te bekomen aan de andere kant.
Net zoals de gebruikelijke procedure met betrekking tot restrictieve mededingingspraktijken, omvat de transactie een onderzoeksfase en een beslissingsfase.
Het Wetboek van Economisch Recht staat het auditoraat toe om bedrijven een voorstel te doen om
een procedure tot transactie op te starten. Dit is mogelijk in elk stadium van de procedure, maar
vooraleer het auditoraat zijn ontwerp van beslissing bij de voorzitter van de Belgische
Mededingingsautoriteit heeft neergelegd in het kader van de gebruikelijke procedure. Indien het
bedrijf in kwestie niet bereid is om de gesprekken te starten, betekent dit het einde van de
transactieprocedure.
Zijn de bedrijven in kwestie wel bereid om gesprekken te voeren om tot een transactie te komen, dan
zal het auditoraat de bezwaren lastens hen identificeren, de bedrijven toegang geven tot het
bewijsmateriaal, de informatie en de niet vertrouwelijke documenten die daartoe gebruikt worden, en
geeft het kennis van de prijsvork waarbinnen de geldboete die het overweegt voor te stellen aan het
Mededingingscollege, zich zal bevinden.
De bedrijven gaan vervolgens over tot een transactieverklaring waarmee zij hun betrokkenheid en
verantwoordelijkheid bij de aangehaalde inbreuk erkennen en de voorgestelde sanctie aanvaarden.
Na de onderzoeksfase, zal het auditoraat aan de bedrijven een ontwerp van transactiebeslissing
ter kennis brengen, en indien de praktijk concurrentiebeperkend is op de interne markt en mogelijk
de handel tussen lidstaten van de Europese Unie beïnvloedt, ook de Europese commissie.
Merk op dat, in de berekening van het bedrag van de boete, het auditoraat rekening kan houden met
de verbintenis van de betrokken onderneming of ondernemingsvereniging om zich te kwijten van de
betaling van de schadevergoeding. Het kan ook ertoe besluiten een korting van 10% toe te passen op
het bedrag van de geldboete aan de ondernemingen die het strafbaar feit hebben geaccepteerd zoals
vermeld in het besluit alsook de sanctie die ten opzichte van hen van toepassing is. Dit was het
geval in het besproken besluit.
Merk ook op dat in het geval van de 18 bedrijven die veroordeeld werden tot een boete, drie van hen
ook geprofiteerd hebben van gehele of gedeeltelijke vrijstelling omwille van de rol die zij hebben
gespeeld bij de melding van de praktijk. Zij genieten dan namelijk van de clementieregeling. De
bepalingen daaromtrent moedigen dus elk bedrijf aan om als eerste een restrictieve praktijk aan te
geven om van de clementieregeling te genieten en een volledige vrijstelling van de boete te
verkrijgen.
Van zodra de bedrijven bevestigd hebben dat het ontwerp-besluit tot transactie een weergave is van
de inhoud van hun transactieverklaring en de aanvaarding van hun straf, neemt het auditoraat een
beslissing over de geldboete en stelt het de ondernemingen en eventueel de aanklagers daarover in
kennis, waardoor de procedure wordt afgesloten.
1.3. Het is belangrijk te noteren dat een transactiebesluit gelijkwaardig is aan een beslissing van het College van mededinging. Bovendien is dit besluit het voorwerp van een publicatie in het Belgisch Staatsblad en op de website van de Belgische mededingingsautoriteit.
Tenslotte is het belangrijk te weten dat tegen een transactiebeslissing geen hoger beroep kan worden ingesteld door de betrokken ondernemingen.
De mogelijkheid voor de slachtoffers van een inbreuk op het mededingingsrecht, ongeacht ze
consumenten, bedrijven of overheden zijn, om een schadevergoeding te verkrijgen werd ingevoerd door
de Europese Richtlijn 2014/104/EU van 26 november 2014 betreffende bepaalde regels voor
schadevorderingen volgens nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het
mededingingsrecht van de lidstaten en van de Europese Unie.
2.1. De richtlijn maakt het voor dergelijke slachtoffers mogelijk om het bewijsmateriaal dat nodig
is om hun aanvraag te staven, gemakkelijker te verkrijgen.
Zo kregen de nationale rechterlijke instanties, onder bepaalde voorwaarden, de bevoegdheid om de
ondernemingen, die het mededingingsrecht geschonden hebben, of derden te gelasten het
bewijsmateriaal over te leggen dat zij in hun bezit hebben. Deze bevoegdheid moet worden
uitgeoefend rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel en met respect voor de
vertrouwelijkheid van bepaalde informatie.
2.2. Bovendien betekent de definitieve beslissing van een nationale mededingingsautoriteit tot
vaststelling van een inbreuk een onweerlegbaar bewijs in het land van de autoriteit van het bestaan
van een inbreuk op het mededingingsrecht. De beslissing van de mededingingsautoriteit van een ander
land kan dienen als prima facie bewijs van de overtreding.
2.3. De richtlijn voorziet regels met betrekking tot de verjaring, waarvan de termijn minstens 5
jaar zal zijn.
Deze termijn begint pas te lopen wanneer de inbreuk is beëindigd en waarbij het slachtoffer
redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van de inbreuk, de schade die het heeft veroorzaakt en de
identiteit van de inbreukplegende ondernemingen.
Het feit dat een procedure aanhangig is voor een nationale autoriteit is een voldoende reden voor
de schorsing van een verjaring. Dit geldt ook indien de consensuele geschillenprocedure wordt
ingeleid door de partijen zoals ingevoerd werd door de richtlijn.
2.4. De richtlijn voorziet in een hoofdelijke aansprakelijkheid voor elk van de ondernemingen die
het mededingingsrecht geschonden heeft door een gezamenlijk gedrag. Zij zijn dus elkeen gehouden om
de schade in zijn integraliteit te vergoeden.
2.5. Tot slot erkent de richtlijn het recht op schadevergoeding voor iedere natuurlijke persoon of
rechtspersoon, ongeacht of deze rechtstreeks of onrechtstreeks een koper is van de inbreukpleger.
De richtlijn voorziet echter ook maatregelen die eerder naar de bedrijven toe georiënteerd zijn.
Het bedrijf dat in strijd is met het mededingingsrecht is immers niet verplicht om zijn koper
direct schadeloos te stellen voor het verlies indien hij kan aantonen dat de koper alles of een
deel van de extra kosten ten gevolge van de overtreding heeft doorgerekend aan zijn eigen klanten.
Er bestaat ook, onder bepaalde voorwaarden, een weerlegbaar vermoeden, voor de overtredende
bedrijven ten opzichte van onrechtstreekse afnemers afhankelijk van de gevolgen van de
meerkosten.
Het auditoraat heeft een eerste transactiebesluit uitgebracht in een zaak waarin een groot
aantal grote bedrijven in de sector van de detailhandel van parfumerie- en hygiëneproducten
betrokken zijn.
De boetes zijn hoog, hoewel we ze niet kunnen vergelijken met de voordelen die gegenereerd werden
door het plegen van dergelijke praktijken.
De vraag is nog of deze procedure inzake transactie met een clementieprogramma voor bedrijven die
de misdrijven aangeven, wel met zich zal meebrengen dat andere misdrijven worden ontdekt. Alleen de
tijd zal ons leren of deze procedure zal voldoen aan het verwachte succes ofwel of de besproken
beslissing eerder een geïsoleerde beslissing zal blijven.
De Richtlijn van 2014 biedt voordelen aan de slachtoffers van dergelijke praktijken, ongeacht of ze
consument, onderneming of overheid zijn, en kent hen vele rechten toe.
België heeft tot ten laatste 27 december 2016 om de Richtlijn om te zetten naar Belgisch recht.