Case

Een arrest van 21 november 2024 van het Grondwettelijk Hof heeft heel wat stof doen opwaaien in fiscale kringen. 

In talrijke publicaties werd gesteld dat een belastingplichtige die  te goeder trouw een eerste overtreding beging in zijn/haar belastingaangifte  - ingevolge dit arrest - niet automatisch kan worden gesanctioneerd met een belastingverhoging van 10%. 

De automatische belastingverhoging van 10% was nochtans een gangbare fiscale praktijk geworden, tot grote frustratie van vele belastingplichtigen. In het geval van een fiscale controle waarbij een effectieve belastingverhoging van minstens 10% wordt opgelegd, geldt er in de vennootschapsbelasting immers bovendien een verbod om fiscale verliezen of andere aftrekken (zoals overgedragen DBI) te verrekenen met het gecorrigeerde belastbare resultaat. In dergelijk geval wordt een vennootschap dus geconfronteerd met een minimum belastbare grondslag en een effectieve cash out. 

Belastingverhoging 10% - Andersen

Op basis van het arrest van het Grondwettelijk Hof zouden dergelijke belastingverhogingen nietig zijn en teruggevorderd kunnen worden. Bij gebrek aan een effectieve belastingverhoging van minstens 10% zou het aftrekverbod in de vennootschapsbelasting bovendien niet kunnen worden toegepast. 

In de praktijk blijkt echter dat de lagere rechtspraak (waaronder de hoven van beroep van Gent en Antwerpen) er er een meer genuanceerde visie op nahoudt. 

De impact van het arrest van het Grondwettelijk Hof blijkt hierdoor (voorlopig?) beperkter te zijn dan eerst gedacht.

1. Het arrest van 21 november 2024 van het Grondwettelijk Hof

In het arrest van 21 november 2024 oordeelde het Grondwettelijk Hof dat in het geval van een eerste overtreding zonder oogmerk van fraude, in beginsel geen effectieve belastingverhoging van 10% wordt toegepast.  

In antwoord op een parlementaire vraag heeft de toenmalige minister van Financiën Vincent Van Peteghem bovendien verklaard dat het Hof hiermee in feite de bedoeling van de wetgever bevestigt dat de belastingverhoging van 10% niet wordt toegepast bij een eerste vergissing.  

Het arrest van het Grondwettelijk Hof en het standpunt van de minister van Financiën lijken duidelijk. Nochtans blijkt de lagere rechtspraak een meer genuanceerd standpunt in te nemen. 

2. Wat is het standpunt van de lagere rechtspraak

Concreet werden de hoven van beroep van Gent en Antwerpen (in een lopende betwisting) reeds geconfronteerd met het verzoek van een belastingplichtige om op basis van het arrest van het Grondwettelijk Hof over te gaan tot de vernietiging van de opgelegde belastingverhoging van 10%. 

Het Hof van Beroep van Gent ziet echter geen gegronde reden om de belastingverhoging te milderen of kwijt te schelden. Het Hof wijst erop dat een belastingverhoging van 10% de minimale bij wet opgelegde belastingverhoging betreft, waarvan de administratie weliswaar kan afzien bij ontstentenis van kwade trouw, maar waartoe zij niet verplicht is. Het Hof is van oordeel dat de belastingverhoging wel degelijk kan worden toegepast als iemand ‘systematisch fouten’ maakt.  

Ook het Hof van Beroep van Antwerpen heeft geoordeeld dat de belastingadministratie in geval van goede trouw weliswaar kan afzien van een belastingverhoging, maar dat zij daartoe niet verplicht is. In het betreffende dossier oordeelt het Hof dat het opleggen van een belastingverhoging van 10% in overeenstemming was met de wet.

Beiden hoven van beroep gaan met andere woorden feitelijk na of er gegronde redenen voorhanden zijn op basis waarvan de opgelegde belastingverhoging kan worden verantwoord. Deze gegronde redenen zouden ons inziens dan wel reeds deel moeten uitmaken van de oorspronkelijke motivering bij de opgelegde belastingverhoging en niet a posterio worden gezocht. 

Het is in ieder geval betwistbaar of deze rechtspraak in overeenstemming is met het arrest van het Grondwettelijk Hof. Mogelijks kan het Hof van Cassatie duidelijkheid verschaffen.

3. Het regeerakkoord brengt evenwel duidelijkheid (voor de toekomst)

Deze problematiek wordt eveneens behandeld in het regeerakkoord. Hierin wordt duidelijk gesteld dat het fiscaal boetebeleid zal worden hervormd en dat bij een eerste overtreding te goeder trouw geen automatische belastingverhoging van 10% meer zal worden opgelegd. In plaats daarvan krijgt de belastingplichtige een waarschuwing.

Deze beoogde hervorming zal logischerwijze enkel impact hebben voor de toekomst, waardoor de discussie voor het verleden overeind blijft. 

In het regeerakkoord wordt bovendien vermeld dat het hogervermelde aftrekverbod in de vennootschapsbelasting zal worden gewijzigd, waardoor het niet langer zal gelden voor de verliezen van het boekjaar. Hierdoor zou de impact van een eventuele belastingverhoging minder groot worden. 

4. Wat betekent dit voor u?

Indien u werd geconfronteerd met een belastingverhoging van 10% (eventueel in combinatie met het aftrekverbod in de vennootschapsbelasting) kan het zeker de moeite lonen om deze te betwisten.

Dit kan bijvoorbeeld door een bezwaarschrift in te dienen. De termijn hiervoor bedraagt één jaar vanaf de derde werkdag na de verzending van het aanslagbiljet.

Indien deze bezwaartermijn reeds is verstreken, kan worden overwogen om een verzoek tot kwijtschelding van de opgelegde belastingverhoging in te dienen. Dit (genade)verzoek biedt de mogelijkheid om gedeeltelijke of volledige kwijtschelding van fiscale sancties te verkrijgen.

Rekening houdend met de lagere rechtspraak, is het evenwel van belang een feitelijke analyse te maken van uw dossier. 

Indien u dat wenst, kan u contact opnemen met onze specialisten via +32 (0)2 747 40 07 of info@be.Andersen.com.

Meer weten over dit onderwerp?

Contacteer onze experten of bel +32 (0)2 747 40 07
Pieterjan Smeyers

Pieterjan Smeyers

Tax Partner