- Handels - en Economisch Recht
- Lynn Pype - Griet Verfaillie - Alain De Jonge
- misleidende reclame , lokvogelpraktijken
Na grondige economische inspecties, uitgevoerd tussen 2007 en maart van dit jaar, werd de
voedingsketen gedagvaard gezien een reeks overtredingen op de Wet Marktpraktijken en
Consumentenbescherming zouden zijn vastgesteld. Meer concreet gaat het over de zogenaamde
‘lokvogelpraktijken’ waaraan Lidl zich schuldig zou hebben gemaakt. In de beschouwde periode zouden
door de controleurs van de Federale Overheidsdienst Economie meer dan 160 vermeende inbreuken zijn
vastgesteld.
Onder Europese invloed heeft de consumentenbescherming een verregaande uitwerking gekregen. Eerst
en vooral verbieden de artikels 86 tot 88 WMPC reclame die beweringen, gegevens of voorstellingen
bevat die kunnen misleiden omtrent de identiteit, de aard, de samenstelling, de oorsprong, de
hoeveelheid, de beschikbaarheid, de wijze en datum van vervaardiging of kenmerken van een product
of de gevolgen voor het leefmilieu. Opdat de reclame de wet zou schenden, is het niet vereist dat
de reclame daadwerkelijk misleidend is of dat de reclame schade heeft veroorzaakt. Het is voldoende
dat de reclame, gelet op de globale indruk ervan, personen uit de doelgroep die door de reclame
geviseerd wordt, kan misleiden. Deze beoordeling dient te gebeuren vanuit het standpunt van de
doorsnee consument met een gemiddeld onderscheidingsvermogen. Enkel indien de misleiding van die
aard is dat zij effectief invloed heeft op het economisch gedrag van dergelijke consument kan er
sprake zijn van misleidende reclame. Voorts is kwade trouw in hoofde van de verkoper geen
voorwaarde om misleidende reclame te verbieden.
Lokvogelpraktijken, waarvan Lidl verdacht wordt, maken een vorm uit van misleidende reclame die
specifiek wordt beteugeld door de WMPC. Artikel 86 WMPC, samen gelezen met artikel 91, 5° WMPC,
verbiedt namelijk de reclame betreffende de aanbieding van producten of diensten indien de verkoper
niet over een toereikende voorraad bezit of niet werkelijk de diensten kan verlenen die, gelet op
de omvang van de reclame, normaliter mogen verwacht worden. Het betreft dus situaties waarin
verkopers klanten naar hun winkel trachten te lokken met bijzondere acties en promoties voor
producten waarvan ze er slechts een beperkt aantal in voorraad hebben. De meeste bedrijven weten
zeer goed dat de consument, eenmaal hij in de winkel is, zich ook of zelfs enkel andere producten
zal aanschaffen.
Grote distributiebedrijven die een gevarieerd aantal producten aanbieden kunnen uit dergelijke
praktijken commercieel voordeel halen. Reclame, waarbij producten tegen verlaagde prijzen worden
aangeboden, is op zich niet verboden. Het is louter vereist dat er een toereikende voorraad is.
Daarenboven moet de verkoper rekening houden met artikel 101 WMPC dat voorziet dat de lage prijs
niet als gevolg mag hebben dat de betrokken verkoper met verlies verkoopt en dat eveneens de
bepalingen inzake de aankondiging van prijsvermindering worden gerespecteerd.
Wat deze laatste categorie betreft dient dan verwezen te worden naar artikel 37 WMPC. Dat bepaalt
immers dat een verkoper die buiten zijn inrichting een in de tijd begrensde prijsvermindering
aankondigt en die niet meer beschikt over de betrokken producten, verplicht is aan de consument,
voor elke product van meer dan 25 euro waarvan de voorraad is uitgeput, een bon af te geven die
recht geeft op de aankoop van dat product binnen een redelijke termijn en in de bewoordingen van
dat aanbod. De beoordeling van de aanwezigheid van een toereikende voorraad dient te gebeuren per
afzonderlijk verkooppunt, vermeld in de reclame waarbij vereist is dat de verkoper voor elk punt
afzonderlijk een toereikende voorraad begroot. Dit betekent daarentegen niet dat de situatie in
andere vestigingen geen rol kan spelen. Voorts mag dit niet a posteriori beoordeeld worden. Men
moet zich terug plaatsen op het moment van de beslissing tot de aankondiging van de promotie en
alleen een ernstige fout in de beoordeling daarvan door de verkoper, conform de principes van de
marginale toetsing, kan als overtreding worden beschouwd.
Lidl is niet het eerste grootwarenhuis dat wegens dergelijke praktijken voor de rechtbank moet
verschijnen. In 2003 werd Carrefour reeds veroordeeld gezien het in aanzienlijke
krantenadvertenties acties aankondigde van elektronische apparaten, waarvan er voor het hele
grondgebied slechts 800 in voorraad waren. Hieruit werd vervolgens afgeleid dat Carrefour
systematisch reclame maakte voor producten zonder daarbij te beschikken over een voldoende
voorraad. Er werd echter nagelaten te onderzoeken of de vermelding van het feit dat slechts een
bepaald aantal stuks beschikbaar is er kan toe bijdragen dat Carrefour zich niet schuldig maakte
aan een schending van oud artikel 23, 9° WHPC. De consument zou desgevallend duidelijk verwittigd
worden van het feit dat de voorraad beperkt is en dat er dus een risico bestaat het de voorraad
reeds uitgeput is wanneer hij zich aanbiedt. Hoewel dergelijke vermelding geen absolutie biedt zou
het toch een rol kunnen spelen in de verdediging. De rechtbank moet immers nagaan of in een
redelijke voorraad werd voorzien.
Het aantal promotieartikelen dat de verkoper in voorraad moet hebben is niet duidelijk bepaald. De
wet stipuleert een redelijke voorraad die in verhouding moet staan tot de omvang van de reclame die
voor het product gevoerd wordt. Ingeval van een nationale campagne mag verondersteld worden dat de
desbetreffende producten in alle vestigingen verkrijgbaar zullen zijn. Die juiste hoeveelheid
echter, die als redelijk beschouwd mag worden valt onder de appreciatiebevoegdheid van de rechter.
Niettemin staat dus wel vast dat de formulering ‘zolang de voorraad strekt’ niet zal volstaan om de
handelaar vrij te pleiten indien de voorraad zichtbaar ontoereikend blijkt te zijn.
De rechtbank van koophandel legde Carrefour destijds een stakingsvordering op met een bijkomende
dwangsom per vastgestelde inbreuk. Hoe de correctionele rechtbank daarentegen zal oordelen en wat
dus de uitkomst voor Lidl zal zijn is nog onduidelijk.