- Vennootschapsrecht en M&A , Vastgoed, Huur en Mede-eigendom
- Lynn Pype - Griet Verfaillie
- vrije verkeer , rechterlijke beslissing , exequatur , arbitrage , lis pendens , forumkeuze
Door deze Verordening (Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van
12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van
beslissingen in burgerlijke en handelszaken) worden de rechterlijke bevoegdheidsregels op Europees
niveau enigszins gewijzigd.
Op grond van deze Verordening wordt de bevoegdheid van de rechtbank bepaald in het kader van
grensoverschrijdende geschillen tussen de Europese lidstaten en worden de voorwaarden uiteengezet
op basis waarvan een rechterlijke beslissing in een andere lidstaat erkend wordt en kan uitgevoerd
worden.
Het doel van de nieuwe Verordening is om het vrije verkeer van rechterlijke beslissingen in
burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken en de toegang tot de rechter te verbeteren.
Het doel van de nieuwe Verordening is om het vrije verkeer van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken te vergemakkelijken en de toegang tot de rechter te verbeteren
De oude Brussel I Verordening, en opvolger van de EEX-Verordening, werd ingevoerd in 2002 en 10
jaar later was het tijd voor een evaluatie. Met deze wijziging tracht het Europees parlement
tegemoet te komen aan enkele pijnpunten van de oude versie.
Zo werd de exequatur procedure tijdrovend en te duur bevonden, en werd uitsluiting van arbitrage
uit het toepassingsgebied van de verordening niet afdoende geacht.
De belangrijkste wijzigingen hebben betrekking op het toepassingsgebied, de wijziging van de lis
pendens-regel en de afschaffing van de exequaturprocedure.
Het toepassingsgebied van de Verordening is licht gewijzigd. Het is nog steeds van toepassing in
burgerlijke en handelszaken, en herneemt de uitsluiting van fiscale, douane- en
administratiefrechtelijke zaken. De uitsluiting voor vorderingen betreffende de aansprakelijkheid
van de Staat, wegens een handeling of nalaten in de uitoefening van het openbaar gezag en voor
onderhoudsverplichtingen is echter nieuw.
Wat arbitrage betreft, wordt de beoordeling van de geldigheid van een arbitragebeding volledig
overgelaten aan het nationale recht. Aangezien arbitrage niet onder de toepassing van de
Verordening valt, is een arbitragebeslissing niet onderworpen aan het regime betreffende de
erkenning en tenuitvoeriegging. Dit laatste wordt nog steeds geregeld door het Verdrag van New York
van 1958.
Onder de oude Verordening bestond de regel dat wanneer rechtbanken in verschillende lidstaten
worden aangezocht voor vorderingen met hetzelfde voorwerp, de laatste aangezochte rechtbank zijn
uitspraak moest aanhouden tot de eerste rechtbank zich al dan niet bevoegd had verklaard (lis
pendens-regel).
Dit principe werd in de praktijk echter gebruikt met als enig doel om de zaak te vertragen.
Om dit misbruik te verhelpen werd er onder de nieuwe Verordening een uitzondering ingebouwd.
Wanneer een zaak aanhangig wordt gemaakt bij het gerecht van een lidstaat dat op grond van een
forumclausule exclusief bevoegd is, houdt elk gerecht van de andere lidstaten de uitspraak aan
totdat het krachtens de overeenkomst aangezochte gerecht verklaart geen bevoegdheid van de
overeenkomst te ontlenen. Het is pas als dit gerecht zich onbevoegd verklaart dat de rechtbanken in
de andere lidstaten waar de zaak werd ingeleid hun bevoegdheid kunnen onderzoeken.
Hoewel de lis-pendens regel op zich behouden blijft, betekent deze uitzondering een grote
verbetering.
Hierbij dient opgemerkt te worden dat deze regel niet speelt wanneer een werknemer,
verzekeringsnemer of consument als eiser optreedt, of als er tegenstrijdige bevoegdheidsbedingen
bestaan.
Ook wat betreft de bedingen inzake de bevoegdheid (forumkeuze) zijn er enkele wijzigingen
doorgevoerd.
Artikel 25 Brussel I bis Verordening bepaalt specifiek dat een beding tot aanwijzing van een
bevoegd gerecht dat deel uitmaakt van de overeenkomst, wordt beschouwd als een beding dat los staat
van de overige bepalingen van de overeenkomst. Dit impliceert dat de geldigheid van een
bevoegdheidsbeding niet kan betwist worden louter op basis van het feit dat de overeenkomst niet
geldig is.
De rechtbank zal de geldigheid van een bevoegdheidsbeding dus afzonderlijk moeten onderzoeken en
beoordelen.
Belangrijk is te noteren dat het, om discussie te vermijden, alleszins aan te raden is om een
duidelijke forumkeuze af te spreken in de contractuele relaties.
De procedure inzake erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen werd grondig
gewijzigd.
Om een rechterlijke beslissing in een andere lidstaat uit te voeren, is er niet langer een
verklaring van uitvoerbaarheid nodig. De tenuitvoerleggingsprocedure op zich, wordt beheerst door
het recht van de lidstaat waar er wordt uitgevoerd.
De verzoeker, die voorafgaandelijk niet langer beroep moet doen op de exequaturprocedure, kan dus
onmiddellijk een deurwaarder de instructie geven om tot uitvoering over te gaan. De verzoeker heeft
wel nog een certificaat nodig, afgeleverd door het gerecht van oorsprong, waarin bevestigd wordt
dat de beslissing uitvoerbaar is in het land van oorsprong.
Het is nog steeds mogelijk om de erkenning of de tenuitvoerlegging te weigeren, op basis van de
vastgelegde weigeringsgronden zoals strijdigheid met de openbare orde of onverenigbaarheid met
eerdere beslissingen.
De schuldenaar (of iedere belanghebbende) zal hiertoe zelf het initiatief moeten nemen. Voorheen
beschikte de schuldenaar over een bijkomend rechtsmiddel om zich te verzetten tegen de afgifte van
een exequatur. Aangezien de exequaturprocedure is afgeschaft, is dit rechtsmiddel uiteraard ook
verdwenen.
De Brussel I bis Verordening voorziet ook een vernieuwing op vlak van de voorlopige maatregelen.
Deze vallen nu expliciet onder de erkennings- en tenuitvoerleggingsregeling, met die nuance dat
indien zij eenzijdig verkregen zijn, de beslissing moet worden betekend voordat de uitvoering ervan
mogelijk is.
Daarnaast verduidelijkt de Verordening dat indien de maatregelen zijn opgelegd door een rechtbank
van een lidstaat dat niet bevoegd is om kennis te nemen van het bodemgeschil, de gevolgen van die
maatregelen beperkt zijn tot het grondgebied van die bepaalde lidstaat.
De nieuwe regeling zal de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in andere
lidstaten vereenvoudigen. Dit verlaagt niet alleen kosten, en maar ook het risico dat de uitvoering
van gerechtelijke beslissing zonder reden vertraagd kan worden.
Met andere woorden, deze Verordening is er op gericht om grensoverschrijdende procedures
efficiënter te organiseren, wat uiteraard bevorderlijk is voor de éénmaking van de interne
markt.