- Arbeidsrecht en Sociale Zekerheidsrecht
- Marcel Houben
- arbeidstijd , overuren , referteperiode , arbeidsduur , inhaalrust , arbeidsuren , abnormale vermeerdering , onvoorziene noodzakelijkheid
Arbeidsduur en de prestatie van overuren zijn materies die traditioneel strikt gereglementeerd
zijn, al weze het dat in de loop van de laatste decennia een trend op gang kwam om de
reglementering te versoepelen.
In de loop van de laatste vijf jaren werden nieuwe initiatieven in die richting genomen en in het
kader van de modernisering van het arbeidsrecht werden bijkomende versoepelingsmaatregelen van
kracht op 1 oktober 2013.
Reeds geruime tijd bestaat de mogelijkheid om de arbeidsduur als een gemiddelde te berekenen over
een vastgestelde referteperiode, die, in principe, een trimester bedraagt. Die referte periode kan
verlengd worden tot één jaar. Dit laat aldus toe dat de dagelijkse arbeidsduur in zekere mate kan
schommelen.
Tot
nog toe was men verplicht inhaalrust te nemen van zodra het aantal effectief gepresteerde
arbeidsuren - in de loop van de referteperiode - het aantal normaal te presteren arbeidsuren
overschreed met meer dan 65 uren.
Die maximale overschrijding is nu, sedert 1 oktober 2013, opgetrokken tot 78 uren en tot 91 uren
indien de referteperiode één jaar bedraagt. Bovendien kan die grens van 91 uren in een eerste fase
opgetrokken worden tot 130 uren. In principe, wordt die grens van 130 uren bepaald in een CAO
gesloten in het paritair comité.
Hebben de sociale partners een dergelijke CAO niet gesloten op 1 april 2014, dan kunnen de
ondernemingen, waarin een syndicale afvaardiging is opgericht, die verhoging vastleggen in een
ondernemings-CAO, gesloten met alle vakorganisaties, die vertegenwoordigd zijn in de syndicale
afvaardiging. De bepalingen van die CAO worden, voor zover als nodig, automatisch opgenomen in het
arbeidsreglement. De procedure tot wijziging van het arbeidsreglement moet dus niet gevolgd worden.
Voor ondernemingen zonder syndicale afvaardiging kan de grens van 130 uren vanaf 1 april 2014
ingevoerd worden, hetzij bij ondernemings-CAO – waarvan de bepalingen, voor zover als nodig,
eveneens automatisch worden opgenomen in het arbeidsreglement –, hetzij door een wijziging van het
arbeidsreglement. De procedure tot wijziging wordt in dit geval wel verzwaard door een eventuele
tussenkomst van het paritair comité.
De grens van 130 uren kan vervolgens nog opgetrokken worden tot 143 uren bij CAO gesloten in het
paritair comité of bij akkoord op ondernemingsvlak, voor zover de sectorale CAO zulks toelaat en
volgens de modaliteiten bepaald bij dergelijke sectorale CAO.
Voor overuren, gepresteerd wegens abnormale vermeerdering van het werk of wegens onvoorziene
noodzakelijkheid, kan de werknemer afzien van inhaalrust. Het aantal overuren, waarvoor de
werknemer kan afzien van inhaalrust, was wettelijk begrensd op 65 uren per kalenderjaar. Dit
wettelijk maximum wordt vanaf 1 oktober 2013 verhoogd tot 91 uren. Sedert 2005 kon het aantal van
65 uren opgetrokken worden tot 130 uren per kalenderjaar mits naleving van bijzondere procedures.
Vanaf 1 oktober 2013 dient daarvoor de procedure, zoals hierboven bepaald, te worden gevolgd.
Bovendien kan deze grens van 130 uren vanaf 1 oktober 2013 opgetrokken worden tot 143 uren bij CAO
gesloten in het paritair comité of bij akkoord op ondernemingsvlak, voor zover de sectorale CAO
zulks toelaat en volgens de modaliteiten bepaald bij dergelijke sectorale CAO.